BasisBijbel

Matteüs 22:13-25 BasisBijbel (BB)

13. Toen zei de koning tegen de bedienden: 'Bind hem aan handen en voeten en gooi hem in de donkerste kerker. Daar zal hij huilen en met zijn tanden knarsen [ van spijt ].'

14. Want veel mensen zijn uitgenodigd [ voor het feest ], maar er zijn maar weinig mensen toegelaten."

15. Toen gingen de Farizeeërs weg. Ze bedachten samen een plan om Jezus met een strikvraag in de val te laten lopen.

16. Ze stuurden hun leerlingen naar Hem toe, samen met een paar Herodianen . Ze vroegen Hem: "Meester, we weten dat U altijd eerlijk bent. U leert de mensen de juiste dingen over God. En U bent voor niemand bang. Want U probeert niet de mensen te plezieren. Het maakt U niet uit wat ze van U denken.

17. Wat vindt U, is het wel of niet goed om aan de [ Romeinse ] keizer belasting te betalen?"

18. Maar Jezus begreep wat hun bedoeling was.

19. Hij zei: "Wat zijn jullie toch schijnheilig! Waarom dagen jullie Mij uit? Laat Mij de munt zien waarmee jullie de belasting betalen." Ze brachten Hem een munt.

20. Toen zei Hij tegen hen: "Van wie zijn het hoofd en de naam die er op staan?"

21. Ze zeiden: "Van de keizer." Toen zei Hij tegen hen: "Geef dan aan de keizer waar de keizer recht op heeft. En geef aan God waar God recht op heeft."

22. Toen ze dat hoorden, waren ze erg verbaasd. Ze gingen weg en lieten Hem verder met rust.

23. Diezelfde dag kwamen er een paar Sadduceeërs naar Jezus toe. Sadduceeërs geloven niet dat de mensen later uit de dood zullen opstaan.

24. Ze vroegen Hem: "Meester, Mozes heeft ons het volgende geleerd. Als een man sterft zonder dat hij kinderen heeft gekregen, moet zijn broer met de vrouw van de gestorven man trouwen. Het kind dat ze dan krijgen, zal tellen als kind van de gestorven eerste man.

25. Nu waren er bij ons zeven broers. De eerste trouwde en stierf, zonder dat hij kinderen had gekregen. Daarom trouwde zijn broer met de vrouw.