BasisBijbel

Matteüs 18:21-32 BasisBijbel (BB)

21. Petrus kwam naar Jezus toe en vroeg: "Heer, hoe vaak moet ik iemand vergeven als hij iets verkeerds tegen mij doet? Zeven keer?"

22. Jezus zei tegen hem: "Ik zeg je: niet zeven keer, maar 70 keer zeven keer.

23. Je kan het Koninkrijk van God vergelijken met een koning die besloot geld terug te eisen van de dienaren die hem nog geld moesten terugbetalen.

24. Toen hij daarmee begon, werd er een dienaar bij hem gebracht die hem nog 10.000 talenten [ (ongeveer 300.000 kilo goud, dus miljoenen Euro's) ] moest betalen.

25. Maar de dienaar had zoveel geld niet. Daarom gaf zijn heer het bevel dat de dienaar als slaaf moest worden verkocht, met zijn vrouw en kinderen en alles wat hij had. Want dan zou er geld zijn om hem [ iets ] terug te kunnen betalen.

26. Maar de dienaar liet zich voor de koning op zijn knieën vallen en smeekte hem: 'Heer, geef me nog even de tijd! Dan zal ik u alles terugbetalen!'

27. De koning kreeg medelijden met hem. Hij liet hem gaan en zei dat hij niets meer hoefde te betalen.

28. Toen die dienaar wegging, ging hij naar een andere dienaar die hem nog 100 penningen [ (een paar Euro) ] moest betalen. Hij greep hem bij de keel en zei: 'Betaal me onmiddellijk!'

29. Toen liet die dienaar zich voor hem op zijn knieën vallen en smeekte: 'Geef me nog even de tijd! Dan zal ik je alles terugbetalen!'

30. Maar hij wilde niet luisteren. Hij ging weg en liet de andere dienaar in de gevangenis zetten, totdat hij alles zou hebben betaald.

31. De andere dienaren zagen wat er gebeurde. Ze werden heel boos en vertelden het aan de koning.

32. De koning riep hem bij zich en zei tegen hem: 'Schurk! Ik kreeg nog een heel groot bedrag van jou. Maar toen je mij om geduld smeekte, heb ik jou gezegd dat je me niets meer hoefde te betalen.