BasisBijbel

Matteüs 10:1-8 BasisBijbel (BB)

1. Daarna riep Jezus zijn twaalf leerlingen bij Zich. Hij gaf hun de macht om duivelse geesten uit de mensen weg te jagen en om alle ziekten en kwalen te genezen.

2. Dit zijn de namen van die twaalf leerlingen, die Hij ook apostelen noemde: allereerst Simon, die ook Petrus wordt genoemd, en zijn broer Andreas. Jakobus de zoon van Zebedeüs, en zijn broer Johannes.

3. Verder Filippus, Bartolomeüs [ (= Natanaël) ], Tomas en de belasting-ontvanger Matteüs. Verder Jakobus de zoon van Alfeüs, en Lebbeüs die ook Taddeüs wordt genoemd.

4. Verder Simon de Zeloot en Judas Iskariot, die Hem later heeft verraden.

5. Dit zijn de twaalf leerlingen die Jezus op pad stuurde. Hij beval hun: "Ga niet naar niet-Joodse mensen.

6. Ga ook niet naar de steden in Samaria . Ga alleen naar de verdwaalde schapen van het volk Israël.

7. Vertel overal dat het Koninkrijk van God eraan komt.

8. Genees de zieken, maak doden weer levend, verjaag duivelse geesten. Jullie hebben niets voor deze macht hoeven betalen. Vraag er dus ook nooit een beloning voor.