Matteüs

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28

BasisBijbel

Matteüs 9 BasisBijbel (BB)

Jezus geneest een verlamde man

1. Jezus stapte weer in de boot en voer terug. Hij kwam in zijn eigen stad. Daar brachten een paar mannen een verlamde man op een matras naar Hem toe.

2. Omdat Jezus hun geloof zag, zei Hij: "Houd moed, mijn zoon, Ik vergeef je al je ongehoorzaamheid aan God."

3. Sommige wetgeleerden zeiden bij zichzelf: "Die Man beledigt God!"

4. Jezus wist wat ze dachten. Daarom zei Hij: "Waarom zijn jullie zo boos?

5. Wat is gemakkelijker om te zeggen: 'Ik vergeef je al je ongehoorzaamheid aan God,' of: 'Sta op en loop'?

6. Maar Ik wil dat jullie weten dat de Mensenzoon hier op aarde de macht heeft om de mensen te vergeven dat ze ongehoorzaam aan God zijn geweest." En Hij zei tegen de verlamde man: 'Daarom zeg Ik je: sta op, pak je matras op en ga naar huis.' "

7. En de man stond op en ging naar huis.

8. Toen de mensen dat zagen, waren ze vol ontzag voor God. En ze prezen God dat Hij zulke macht aan de mensen had gegeven.

Jezus roept Matteüs

9. Toen Jezus vandaar verder ging, zag Hij iemand bij het kantoortje van de belasting-ontvanger zitten. Hij heette Matteüs. Jezus zei tegen hem: "Volg Mij." De man stond op en volgde Hem.

10. Op een keer zat Jezus met zijn leerlingen bij Matteüs thuis te eten. Er waren ook heel veel belasting-ontvangers en [ andere ] slechte mensen uitgenodigd om mee te eten.

11. De Farizeeërs zagen dat. En ze zeiden tegen de leerlingen: "Waarom eet jullie meester met belasting-ontvangers en [ andere ] slechte mensen ?"

12. Jezus hoorde het. Hij zei tegen hen: "Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieke mensen wél.

13. Ga weg en probeer te bedenken wat er [ in de Boeken ] wordt bedoeld met: 'Het gaat Mij niet om jullie offers. Ik wil vriendelijkheid en goedheid bij jullie zien.' Ik ben niet gekomen om goede mensen te roepen, maar om slechte mensen te zeggen dat ze moeten gaan leven zoals God het wil."

Oude gewoonten en nieuwe dingen

14. Toen kwamen de leerlingen van Johannes naar Hem toe. Ze vroegen: "Wij en de Farizeeërs slaan op sommige dagen het eten over. Waarom doen úw leerlingen dat niet?"

15. Jezus zei tegen hen: "Hoe kunnen de gasten op een bruiloftsfeest verdrietig zijn? Ze zijn gekomen om met de bruidegom feest te vieren! Maar er zal een tijd komen dat de Bruidegom niet meer bij hen is. Dán zullen ze niets eten."

16. [ Hij vertelde hun een voorbeeld om het uit te leggen: ] "Niemand gebruikt een nieuwe lap om een oud kledingstuk te repareren. Want de opgenaaide lap zal [ krimpen en ] een scheur trekken in het kledingstuk. Dan is het gat nog groter geworden.

17. Ook doe je nieuwe wijn niet in oude wijnzakken. Want de wijnzakken zullen barsten [ door het gisten van de wijn ]. Dan loopt de wijn weg en de zakken zijn kapot. Maar nieuwe wijn doe je in nieuwe wijnzakken. Dan blijft de wijn bewaard en de zakken blijven heel."

Jezus geneest een zieke vrouw en het dochtertje van Jaïrus

18. Op dat moment kwam er een leider van de synagoge naar Jezus toe. Hij knielde voor Hem neer en zei: "Mijn dochtertje is daarnet gestorven. Wilt U komen en uw hand op haar leggen? Dan zal ze weer levend worden."

19. Jezus stond op en ging met hem mee, samen met zijn leerlingen.

20. Er was daar ook een vrouw die al twaalf jaar bloed verloor. Ze kwam van achteren naar Jezus toe. Ze raakte de onderrand van zijn mantel aan.

21. Want ze zei bij zichzelf: "Ik hoef alleen maar zijn kleren aan te raken om genezen te worden."

22. Maar Jezus draaide Zich om, zag haar en zei: "Houd moed, mijn dochter, je geloof heeft je gered." Vanaf dat moment was de vrouw weer gezond.

23. Jezus kwam bij het huis van de leider van de synagoge. Hij zag de fluitspelers [ die treurmuziek speelden ] en alle mensen die gekomen waren en luid huilden.

24. Hij zei tegen hen: "Ga weg, want het meisje is niet dood. Ze slaapt."

25. Ze lachten Hem uit. Maar Hij stuurde hen allemaal naar buiten. Toen ging Hij naar binnen. Hij pakte de hand van het meisje en het meisje stond op.

26. Al gauw werd er in de wijde omgeving gepraat over wat er gebeurd was.

Jezus geneest twee blinde mannen en iemand die doof is

27. Toen Jezus vandaar verder ging, volgden twee blinde mannen Hem. Ze riepen aldoor: "Help ons alstublieft, Zoon van David!"

28. Toen Jezus zijn huis was binnen gegaan, kwamen de blinden naar Hem toe. Jezus zei tegen hen: "Geloven jullie dat Ik dat kan doen?" Ze zeiden tegen Hem: "Ja, Heer."

29. Hij raakte hun ogen aan en zei: "Ik wil dat gebeurt wat jullie geloven."

30. Toen konden de mannen zien. Jezus zei heel streng tegen hen: "Vertel dit aan niemand!"

31. Maar toen ze vertrokken waren, vertelden ze in de wijde omgeving wat Hij had gedaan.

32. Daarna werd er een man bij Hem gebracht die niet kon praten. Dat kwam doordat er een duivelse geest in hem zat.

33. Nadat de duivelse geest uit de man was weggejaagd, kon de man praten. De mensen waren stomverbaasd. Ze zeiden: "Zoiets is nog nooit in Israël gebeurd!"

34. Maar de Farizeeërs zeiden: "Hij jaagt de duivelse geesten eruit met de hulp van de leider van de duivelse geesten!"

Jezus' medelijden met de mensen

35. Jezus reisde langs alle steden en dorpen. Hij gaf de mensen les in hun synagogen. Hij vertelde het goede nieuws van het Koninkrijk. En Hij genas alle ziekten en kwalen.

36. Toen Hij de grote groepen mensen zag, had Hij heel veel medelijden met hen. Want ze waren moe en hulpeloos, zoals schapen die geen herder hebben.

37. En Hij zei tegen de leerlingen: "De oogst is wel groot, maar er zijn te weinig arbeiders.

38. Bid daarom tot de Heer van de oogst dat Hij arbeiders stuurt om de oogst binnen te halen."