BasisBijbel

Markus 9:26-44 BasisBijbel (BB)

26. En de geest ging met veel geschreeuw en stuiptrekkingen uit hem weg. De jongen zag eruit alsof hij dood was. De mensen zeiden dan ook dat hij dood was.

27. Maar Jezus greep de jongen bij zijn hand en hielp hem overeind.

28. Toen Jezus een huis was binnen gegaan, vroegen zijn leerlingen Hem: "Waarom konden wij die geest niet wegjagen?"

29. Jezus antwoordde: "Deze soort wordt alleen verjaagd door mensen die bidden en niets eten [ om zich op God te richten ]."

30. Ze vertrokken vandaar en reisden door Galilea. Hij wilde niet dat iemand dat wist.

31. Want Hij wilde met zijn leerlingen spreken. Hij zei tegen hen: "De Mensenzoon zal gevangen worden genomen en gedood worden. Maar op de derde dag zal Hij uit de dood opstaan."

32. Maar ze begrepen het niet. En ze durfden Hem niet om uitleg te vragen.

33. Ze kwamen in Kapernaüm en gingen naar Jezus' huis. Toen Hij thuis was, vroeg Hij hun: "Waar hadden jullie onderweg ruzie over?"

34. Ze zwegen. Want ze hadden er onderweg ruzie over gemaakt, wie van hen de belangrijkste was.

35. Hij ging zitten, riep de twaalf leerlingen bij Zich en zei tegen hen: "Als je de belangrijkste wil zijn, moet je de minst belangrijke worden. Je moet een dienaar worden van alle anderen."

36. Hij trok een kind naar Zich toe. Hij zette het midden in de kring, sloeg zijn arm om het kind heen en zei:

37. "Als je gastvrij bent voor een kind omdat je in Mij gelooft, ben je [ eigenlijk ] gastvrij voor Mij. En als je gastvrij bent voor Mij, ontvang je [ eigenlijk ] niet Mij, maar Hem die Mij heeft gestuurd."

38. Johannes zei tegen Jezus: "Meester, we hebben iemand gezien die niet met ons meegaat, maar die toch namens U duivelse geesten uit de mensen wegjaagt. We hebben het hem verboden, omdat hij niet met ons meegaat."

39. Maar Jezus zei: "Houd hem niet tegen. Want iemand die wonderen doet omdat hij in Mij gelooft, kan niet kort daarna slechte dingen over Mij zeggen.

40. Want mensen die niet tégen ons zijn, zijn vóór ons."

41. [ Jezus zei: ] "Als iemand die in de Messias gelooft aan jullie een beker water te drinken geeft omdat jullie leerlingen van Hem zijn, zal hij daarvoor een beloning krijgen.

42. Maar pas op als je één van deze kinderen die in Mij geloven, overhaalt om slechte dingen te doen. Het zou dan beter voor je zijn geweest, als je met een grote steen om je nek in zee was gegooid, [ dan dat je daarvoor de straf moet dragen ]."

43. [ Jezus zei: ] "Als je in de verleiding komt om met je hand iets slechts te doen, hak hem dan liever af. Dan ga je met maar één hand het [ eeuwige ] leven binnen. Dat is beter dan met twee handen in het onblusbare vuur van de hel gegooid te worden.

44. Daar gaan je wormen niet dood en wordt het vuur niet geblust.