26. Deze vrouw was een Griekse, geboren in Syro-Fenicië. En ze vroeg aan Hem om de duivelse geest uit haar dochter weg te jagen.
27. Maar Hij zei tegen haar: "Het is niet goed om het brood van de kinderen aan de hondjes te geven. Eerst moeten de kinderen genoeg hebben gegeten."
28. Maar ze antwoordde Hem: "Dat is waar, Heer, maar de hondjes eten toch onder de tafel de kruimels op die de kinderen laten vallen?"
29. Hij zei tegen haar: "Omdat je dit hebt gezegd, zeg Ik: Ga naar huis. De duivelse geest is uit je dochter weggegaan.''
30. Toen ze thuis kwam, lag het kind gezond in bed. De duivelse geest was uit haar weg.