BasisBijbel

Markus 5:20-40 BasisBijbel (BB)

20. En de man ging weg en begon in de Dekapolis [ (= 'Tienstedengebied') ] alles te vertellen wat Jezus voor hem had gedaan. En iedereen was erg verbaasd over wat hij vertelde.

21. Toen Jezus weer met de boot naar de overkant was gevaren, kwam opnieuw een heel grote groep mensen naar Hem toe. En Hij bleef bij het meer.

22. Er kwam een leider van de synagoge naar Jezus toe. Hij heette Jaïrus. Toen hij Jezus zag, liet hij zich voor Jezus op zijn knieën vallen en smeekte Hem:

23. "Mijn dochtertje is heel erg ziek en zal sterven. Kom alstublieft mee en leg haar de handen op. Dan zal ze beter worden en in leven blijven."

24. Jezus ging met hem mee. De mensen volgden Hem en drongen om Hem heen.

25. Er was daar ook een vrouw die al twaalf jaar bloed verloor.

26. Allerlei dokters hadden al van alles geprobeerd om haar te genezen. Ze had al haar geld uitgegeven aan die dokters. Maar niets had geholpen. Ze was er alleen maar zieker door geworden.

27. Nu had ze gehoord wat er over Jezus werd verteld. En ze baande zich een weg tussen al die mensen door en raakte van achteren zijn kleren aan.

28. Want ze zei bij zichzelf: "Ik hoef alleen maar zijn kleren aan te raken om genezen te worden."

29. Onmiddellijk stopte het bloeden. Ze merkte dat ze genezen was.

30. Jezus merkte onmiddellijk dat er kracht van Hem was uitgegaan. Hij draaide Zich om in de grote groep mensen en zei: "Wie heeft mijn kleren aangeraakt?"

31. Zijn leerlingen zeiden tegen Hem: "U ziet dat de mensen tegen U aan dringen. En dan vraagt U wie U aangeraakt heeft?"

32. Maar Jezus keek rond om te zien wie het was geweest.

33. De vrouw beefde van angst, omdat ze wist wat er met haar was gebeurd. Ze kwam naar voren, liet zich voor Jezus op haar knieën vallen en vertelde Hem de hele waarheid.

34. Hij zei tegen haar: "Dochter, je geloof heeft je gered. Ga in vrede en wees genezen van je ziekte."

35. Op dat moment kwam er iemand uit het huis van de leider van de synagoge naar Jaïrus toe. Hij zei tegen hem: "Uw dochtertje is gestorven. U hoeft de Meester niet meer te storen."

36. Jezus hoorde het en zei tegen Jaïrus: "Wees niet bang. Geloof alleen maar."

37. Hij wilde niemand met Zich mee hebben, behalve Petrus, Jakobus en Johannes, de broer van Jakobus.

38. Ze kwamen in het huis van Jaïrus. Daar zag Hij alle drukte van de mensen die huilden en jammerden.

39. Hij zei tegen hen: "Waarom huilen en jammeren jullie zo? Het kind is niet gestorven, maar het slaapt."

40. Ze lachten Hem uit. Maar Hij stuurde hen allemaal naar buiten. Hij ging de kamer in waar het kind lag. Alleen de ouders van het kind en de leerlingen die Hij had meegenomen mochten mee naar binnen.