BasisBijbel

Markus 3:9-24 BasisBijbel (BB)

9. Hij zei tegen zijn leerlingen dat ze met een bootje bij Hem in de buurt moesten blijven. Want de mensen dromden tegen Hem op.

10. Iedereen die ziek was probeerde Hem aan te raken, omdat Hij heel veel mensen genas.

11. En als de duivelse geesten Hem zagen, lieten ze zich voor Hem op de grond vallen en schreeuwden: "U bent de Zoon van God!"

12. Maar steeds verbood Hij hun streng om te zeggen wie Hij was.

13. Jezus klom de berg op en nam twaalf leerlingen mee.

14. Deze twaalf koos Hij uit om voortaan met Hem mee te gaan. Hij wilde dat ook zij het goede nieuws aan de mensen zouden gaan vertellen.

15. Hij gaf hun ook de macht om zieken te genezen en om duivelse geesten uit mensen weg te jagen.

16. Hij had de volgende twaalf mannen uitgekozen: Simon, die Hij de bijnaam Petrus gaf.

17. De broers Jakobus en Johannes (de zonen van Zebedeüs), die Hij de bijnaam Boanerges gaf. Dat betekent 'zonen van de donder.'

18. Verder Andreas, Filippus, Bartolomeüs, Matteüs, Tomas, Jakobus (de zoon van Alfeüs), Taddeüs, Simon de Zeloot en Judas Iskariot.

19. Judas is de man die Hem later verraden heeft.

20. Jezus ging een huis in en weer kwamen er grote groepen mensen naar Hem toe. Er waren zoveel mensen, dat Jezus en zijn leerlingen zelfs niet konden gaan eten.

21. Toen Jezus' familie dat hoorde, gingen ze erheen om Hem te halen. Want ze zeiden: "Hij lijkt wel gek."

22. De wetgeleerden die uit Jeruzalem waren gekomen, zeiden: "Beëlzebul, de leider van de duivelse geesten, zit in Hem. En met de hulp van Beëlzebul jaagt Hij de duivelse geesten weg."

23. Jezus riep hen naar Zich toe en vertelde hun een verhaal om hun iets uit te leggen. Hij zei: "Hoe kan de duivel de duivel wegjagen?

24. Als een koninkrijk uiteen valt in verschillende partijen die tegen elkaar strijden, zal dat koninkrijk zichzelf vernietigen.