BasisBijbel

Markus 15:1-19 BasisBijbel (BB)

1. Zodra het ochtend werd, overlegden de leiders van de priesters met de leiders van het volk en de wetgeleerden. Ze besloten Jezus naar [ de Romeinse bestuurder van Judea ] Pilatus te brengen.

2. Pilatus ondervroeg Hem: "Ben Jij de koning van de Joden?" Jezus antwoordde hem: "U zegt het zelf."

3. En de leiders van de priesters beschuldigden Jezus van allerlei dingen. Maar Hij antwoordde niets.

4. Pilatus ondervroeg Jezus weer en zei: "Geef Je helemaal geen antwoord? Hoor eens waar ze Je allemaal van beschuldigen!"

5. Maar Jezus antwoordde hem niets meer. Daar was Pilatus erg verbaasd over.

6. Pilatus had de gewoonte om op het feest een gevangene vrij te laten. De Joden mochten kiezen wie hij vrij zou laten.

7. Nu zat er iemand gevangen die Barabbas heette. Hij was gevangen genomen met andere mannen omdat ze tijdens een rel iemand vermoord hadden.

8. De mensen begonnen te schreeuwen. Ze eisten van Pilatus dat hij, zoals altijd op het feest, iemand zou vrijlaten.

9. Pilatus antwoordde: "Willen jullie dat ik de koning van de Joden vrijlaat?"

10. Want hij wist dat de leiders van de priesters Hem gevangen hadden genomen omdat ze jaloers waren.

11. Maar de leiders van de priesters stookten de grote groep mensen op om van Pilatus te eisen dat hij Barabbas zou vrijlaten.

12. Pilatus zei weer: "Wat moet ik dan doen met de Man die jullie de koning van de Joden noemen?"

13. Ze schreeuwden weer: "Aan het kruis met Hem!"

14. Pilatus zei tegen hen: "Wat heeft Hij dan voor kwaad gedaan?" Maar ze schreeuwden nog harder: "Aan het kruis met Hem!"

15. Het leek Pilatus het beste om de mensen hun zin te geven. Daarom liet hij Barabbas vrij. Maar Jezus liet hij zweepslagen geven. Daarna gaf hij Hem aan de soldaten om Hem te kruisigen.

16. De soldaten namen Jezus mee naar het gerechtsgebouw. Ze riepen alle soldaten erbij.

17. Ze deden Hem een paarse mantel om. Ze vlochten een kroon van doorntakken en zetten die op zijn hoofd.

18. En ze groetten Hem: "We groeten U, koning van de Joden!"

19. Ze sloegen Hem met een rieten stok op het hoofd, bespuugden Hem, knielden voor Hem neer en deden alsof ze Hem eerden.