BasisBijbel

Markus 10:23-39 BasisBijbel (BB)

23. Jezus keek de kring rond en zei tegen zijn leerlingen: "Wat is het voor rijke mensen toch moeilijk om het Koninkrijk van God binnen te gaan."

24. Zijn leerlingen waren erg verbaasd over die woorden. Maar Jezus zei: "Kinderen, wat is het voor mensen die op hun bezit vertrouwen toch moeilijk om het Koninkrijk van God binnen te gaan.

25. Het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te kruipen, dan voor rijke mensen om het Koninkrijk van God binnen te gaan."

26. Toen waren ze nog ongeruster. Ze zeiden tegen elkaar: "Maar wie kan er dán worden gered?"

27. Jezus keek hen aan en zei: "Bij mensen is dat onmogelijk, maar niet bij God. Want bij God zijn alle dingen mogelijk."

28. Toen zei Petrus tegen Jezus: "Heer, wij hebben alles achtergelaten en zijn U gevolgd."

29. Jezus zei: "Luister goed! Ik zeg jullie dat iedereen die zijn huis of broers of zussen of moeder of vader of vrouw of kinderen of akkers heeft achtergelaten voor Mij en voor het goede nieuws,

30. 100 keer zoveel terug zal krijgen. Nu in deze wereld zul je huizen en broers en zussen en moeders en kinderen en akkers krijgen, én vervolging. En in de wereld die nog komt, krijg je het eeuwige leven.

31. Maar veel mensen die nu het eerst zijn, zullen straks het laatst zijn. En veel mensen die nu het laatst zijn, zullen straks het eerst zijn."

32. Ze waren op weg naar Jeruzalem. Jezus liep voor hen uit. De leerlingen en de andere mensen die met hen meeliepen, waren ongerust. Opnieuw nam Jezus de twaalf leerlingen apart. Hij begon hun opnieuw te vertellen wat er met Hem zou gaan gebeuren.

33. Hij zei: "We zijn op weg naar Jeruzalem. De Mensenzoon zal gevangen worden genomen door de leiders van de priesters en door de wetgeleerden. Ze zullen ervoor zorgen dat Hij de doodstraf krijgt en Hem aan de Romeinen uitleveren.

34. Die zullen Hem belachelijk maken, bespugen, zweepslagen geven en doden. Maar op de derde dag zal Hij uit de dood opstaan."

35. Jakobus en Johannes, de twee zonen van Zebedeüs, kwamen naar Jezus en zeiden: "Meester, we willen iets van U vragen."

36. Hij zei: "Wat willen jullie dat Ik voor jullie doe?"

37. Ze zeiden tegen Hem: "Mogen wij alstublieft links en rechts naast U zitten wanneer U Koning geworden bent?"

38. Maar Jezus zei tegen hen: "Jullie weten niet wat jullie vragen. Kunnen jullie doen wat Ik moet doen? Kunnen jullie doormaken wat Ik moet doormaken?"

39. Ze zeiden tegen Hem: "Dat kunnen wij." Jezus zei tegen hen: "Jullie zullen wel hetzelfde doormaken als Ik.