BasisBijbel

Markus 1:13-29 BasisBijbel (BB)

13. Daar werd Hij 40 dagen lang door de duivel op de proef gesteld. Hij leefde bij de wilde dieren, en de engelen dienden Hem.

14. Jezus ging naar Galilea om de mensen het goede nieuws van God te vertellen. Johannes was intussen gevangen genomen [ door koning Herodes ].

15. Jezus zei: "Het Koninkrijk van God komt bijna. Nu is het de tijd. Ga dus leven zoals God het wil en geloof het goede nieuws."

16. Op een keer liep Jezus langs het meer van Galilea. Daar zag Hij de broers Simon en Andreas. Ze gooiden een visnet uit in het water, want ze waren vissers.

17. Jezus zei tegen hen: "Volg Mij. Dan maak Ik van jullie vissers van mensen."

18. Ze lieten onmiddellijk hun netten liggen en gingen met Hem mee.

19. Verderop zag Hij de broers Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs. Ze waren in hun boot de visnetten aan het herstellen.

20. Jezus riep hen. Ze gingen meteen met Jezus mee en lieten hun vader en de knechten in de boot achter.

21. Ze kwamen in Kapernaüm. Op de heilige rustdag ging Jezus naar de synagoge om daar les te geven.

22. De mensen waren erg verbaasd over de manier waarop Hij les gaf. Want aan de manier waarop Hij les gaf, was duidelijk te horen dat Hij wist waar Hij het over had. Het was heel anders dan bij de wetgeleerden .

23. Op dat moment was er in de synagoge een man in wie een duivelse geest zat. Hij schreeuwde:

24. "Laat ons met rust! Wat moet U van ons, Jezus van Nazaret? Bent U gekomen om ons te vernietigen? Ik weet wel wie U bent: de Heilige van God!"

25. Jezus zei streng tegen hem: "Houd je mond en ga uit hem weg!"

26. De duivelse geest maakte de man aan het stuiptrekken en schreeuwen. Toen ging hij uit hem weg.

27. Iedereen was heel erg verbaasd. De mensen zeiden tegen elkaar: "Wat is er toch aan de hand? Hij leert iets nieuws, en het is duidelijk dat Hij weet waar Hij het over heeft! En Hij heeft macht! Want ook de duivelse geesten geeft Hij bevelen, en ze gehoorzamen Hem."

28. En al gauw werd er in de hele omgeving van Galilea over Hem gepraat.

29. Van de synagoge gingen ze naar het huis van Simon en Andreas. Jakobus en Johannes gingen mee.