BasisBijbel

Lukas 9:39-52 BasisBijbel (BB)

39. Hij wordt iedere keer door een geest gegrepen. Dan begint hij te schreeuwen en de geest maakt hem aan het stuiptrekken. De jongen krijgt schuim op zijn mond en wordt door de geest mishandeld. De geest wil hem haast niet meer loslaten.

40. Ik heb aan uw leerlingen gevraagd om die geest eruit te jagen. Maar ze konden het niet."

41. Jezus zei tegen hen: "O, wat zijn jullie toch ongelovige en slechte mensen! Hoelang zal Ik nog bij jullie zijn? Hoelang moet Ik jullie nog verdragen? Breng je zoon hier."

42. Toen de zoon dichterbij kwam, gooide de duivelse geest de jongen tegen de grond en maakte hem aan het stuiptrekken. Maar Jezus zei streng tegen de duivelse geest dat hij moest weggaan. Zo maakte Hij de jongen gezond en Hij gaf hem aan zijn vader terug.

43. Iedereen was diep onder de indruk van de macht van God. En terwijl iedereen zich zo verbaasde over alles wat Hij deed, zei Hij tegen zijn leerlingen:

44. "Luister heel goed naar wat Ik nu zeg: binnenkort zal de Mensenzoon door de mensen gevangen worden genomen."

45. Maar ze begrepen niet wat Hij zei. Het was nog een raadsel voor hen. Ze begrepen niet waar Hij het over had. En ze durfden Hem niet te vragen wat Hij bedoelde.

46. De leerlingen vroegen zich af wie van hen het belangrijkste was.

47. Maar Jezus wist wat ze dachten. Daarom nam Hij een kind, zette dat naast Zich neer en zei tegen hen:

48. "Als je gastvrij bent voor een kind omdat je Mij gelooft, ben je [ eigenlijk ] gastvrij voor Mij. En als je gastvrij bent voor Mij, ben je ook gastvrij voor Hem die Mij heeft gestuurd. Want als je jezelf onbelangrijk vindt [ en een ander dient ], ben je het belangrijkst."

49. Johannes antwoordde Jezus: "Meester, we hebben gezien dat iemand in uw naam duivelse geesten uit andere mensen wegjoeg. We hebben tegen hem gezegd dat hij daarmee moest stoppen, omdat hij niet samen met ons U volgt."

50. Maar Jezus zei tegen hem: "Houd hem niet tegen. Want iedereen die niet tégen ons is, is vóór ons."

51. Toen bijna de tijd gekomen was dat Jezus naar de hemel zou gaan, begon Hij in de richting van Jeruzalem te reizen.

52. Hij stuurde boodschappers voor Zich uit om in een dorp in Samaria onderdak voor Hem te zoeken.