BasisBijbel

Lukas 8:18-31 BasisBijbel (BB)

18. Let goed op hoe jullie luisteren. Want mensen die hebben, zullen nog meer krijgen. Maar van de mensen die niets hebben, zal afgenomen worden zelfs wat ze dénken te hebben."

19. Jezus' moeder en broers kwamen naar Jezus toe. Maar ze konden niet bij Hem komen, doordat er zoveel mensen om Hem heen stonden.

20. De mensen zeiden tegen Hem: "Uw moeder en broers staan buiten. Ze willen U spreken."

21. Maar Jezus antwoordde: "De mensen die de woorden van God horen en eraan gehoorzamen, díe zijn mijn moeder en mijn broers."

22. Op een keer stapte Jezus met de leerlingen in een boot en zei: "Laten we naar de overkant van het meer varen."

23. Ze voeren weg en Jezus viel in slaap. Het begon te stormen op het meer. De boot liep vol water en ze kwamen in gevaar.

24. De leerlingen gingen naar Jezus toe en maakten Hem wakker. Ze riepen: "Meester, Meester, we zinken!" Hij werd wakker en sprak streng tegen de wind en de golven. En het water en de wind werden rustig en het werd stil.

25. Toen zei Jezus tegen hen: "Waar was jullie geloof?" En ze waren bang en vol ontzag voor Hem. En ze zeiden verbaasd tegen elkaar: "Wie is Hij toch? Zelfs aan de wind en het water geeft Hij bevelen en ze gehoorzamen Hem!"

26. Jezus voer met de leerlingen naar de streek van de Gadarénen, die tegenover Galilea ligt.

27. Daar gingen ze aan land. Er kwam uit de stad een man naar Hem toe, die al jaren in de macht van duivelse geesten was. Hij droeg geen kleren meer en woonde niet in een huis, maar in de graven.

28. Toen hij Jezus zag, begon hij te schreeuwen en liet zich voor Jezus op de grond vallen. Hij riep luid: "Wat moet U van Mij, Jezus, Zoon van de Allerhoogste God? Ik smeek U mij geen kwaad te doen!"

29. Want Jezus had de duivelse geest het bevel gegeven uit de man weg te gaan. Want de geest had de man al heel vaak met geweld meegesleurd. Om hem te bewaken werd hij wel eens met ijzeren ketenen en voetboeien vastgezet. Maar dan brak hij de boeien weer stuk en werd hij door de geest naar eenzame plaatsen gejaagd.

30. Jezus vroeg hem: "Hoe heet je?" Hij zei: "Ik heet 't Leger." Hij zei dat, omdat er heel veel geesten in hem zaten.

31. De geesten smeekten Hem dat Hij hen niet naar de bodemloze put zou sturen.