BasisBijbel

Lukas 6:3-14 BasisBijbel (BB)

3. Jezus antwoordde: "Hebben jullie dan niet gelezen wat David vroeger heeft gedaan toen hij en zijn mannen honger hadden?

4. Hij ging Gods heiligdom binnen en nam de heilige broden mee. Die at hij met zijn mannen op. Dat mocht helemaal niet, want daar mogen alleen de priesters van eten."

5. En Hij zei: "De Mensenzoon is ook Heer over de heilige rustdag."

6. Op een andere heilige rustdag was er iemand met een verlamde rechterhand in de synagoge waar Jezus les gaf.

7. De wetgeleerden en de Farizeeërs letten goed op Hem. Ze wilden zien of Hij op de heilige rustdag iemand zou genezen. Want dan zouden ze iets hebben om Hem te beschuldigen.

8. Maar Hij wist wat ze dachten. Daarom zei Hij tegen de man met de verlamde hand: "Kom eens hier in het midden staan." De man stond op en kwam.

9. En Jezus zei tegen de Farizeeërs en wetgeleerden: "Ik heb een vraag voor jullie. Mag je op de heilige rustdag goed doen, of kwaad doen? Mag je een mensenleven redden, of moet je hem laten sterven?"

10. Hij keek de mensen rondom Zich aan en zei toen tegen de man: "Strek je hand uit." De man strekte zijn hand uit en de hand werd net zo gezond als de andere.

11. Maar de wetgeleerden en de Farizeeërs werden woedend. Ze gingen met elkaar overleggen wat ze met Jezus zouden doen.

12. Op een keer ging Jezus naar de bergen om te bidden. De hele nacht lang bad Hij tot God.

13. Toen het weer dag was geworden, riep Hij zijn leerlingen bij Zich. Hij koos er twaalf uit. Die noemde Hij apostelen

14. Het waren Simon, die Hij ook Petrus noemde, Petrus' broer Andreas, Jakobus, Johannes, Filippus, Bartolomeüs,