BasisBijbel

Lukas 4:17-33 BasisBijbel (BB)

17. Ze gaven Hem het boek van de profeet Jesaja. Hij deed het open en zocht de plaats op waar staat:

18. 'De Geest van de Heer is op Mij. Hij heeft Mij met zijn Geest gezalfd om aan arme mensen goed nieuws te brengen. Hij heeft Mij gestuurd om mensen die een gebroken hart hebben te genezen.

19. Om gevangenen te vertellen dat ze vrij zijn. Om blinde mensen te vertellen dat ze weer kunnen zien. Om slaven als vrije mensen weg te sturen. En om te vertellen dat het feestjaar van de Heer begonnen is.' [ Dat las Hij voor. ]

20. Daarna deed Hij het boek dicht, gaf het aan de dienaar terug en ging zitten. Iedereen keek aandachtig naar Jezus.

21. Hij begon: "Nu zijn deze woorden uit de Boeken werkelijkheid geworden."

22. Iedereen was het met Hem eens. Ook waren ze verbaasd over zijn woorden. Want Hij sprak zo vriendelijk. En ze zeiden: "Hij is toch de zoon van Jozef?"

23. Hij zei tegen hen: "Jullie zeggen nu vast tegen Mij: 'Dokter, genees Uzelf! We hebben gehoord wat U in Kapernaüm heeft gedaan. Doe diezelfde dingen nu ook hier in uw eigen stad.'

24. Maar luister goed! Ik zeg jullie dat geen één profeet in zijn eigen stad wordt geloofd.

25. Wat Ik nu ga zeggen is de waarheid: in de tijd van de profeet Elia waren er veel weduwen in Israël. Het had toen drie jaar en zes maanden lang niet geregend. Daardoor was er in het hele land zware hongersnood.

26. Maar God stuurde Elia niet naar één van de weduwen in Israël, maar naar een weduwe in Sarepta, bij Sidon, dat niet in Israël ligt.

27. En in de tijd van de profeet Elisa waren er veel mensen ziek in Israël, en niemand van hen werd genezen. Maar de man Naäman uit het land Aram werd wél genezen."

28. Toen de mensen in de synagoge dit hoorden, werden ze woedend.

29. Ze stonden op en sleurden Hem de stad uit. Ze namen Hem mee tot aan de rand van de berg waarop hun stad was gebouwd. Daar wilden ze Hem naar beneden gooien.

30. Maar Hij liep tussen hen door en vertrok.

31. Jezus ging naar Kapernaüm, een stad in Galilea. Daar gaf Hij vaak op de heilige rustdag les [ in de synagoge ].

32. En de mensen waren verbaasd over de manier waarop Hij les gaf. Want het was duidelijk dat Hij wist waar Hij het over had.

33. In de synagoge was iemand met een duivelse geest.