BasisBijbel

Lukas 20:37-46 BasisBijbel (BB)

37. Ook Mozes zei dat de doden zullen opstaan. Want bij de brandende braamstruik noemde hij de Heer 'de God van Abraham en de God van Izaäk en de God van Jakob.'

38. God is niet een God van doden, maar van levenden. Want voor God leven ze allemaal."

39. Een paar van de wetgeleerden zeiden: "Meester, dat was een goed antwoord."

40. En ze durfden Hem niets meer te vragen.

41. Maar Jezus vroeg hun: "Hoe kunnen de mensen zeggen dat de Messias een zoon van David is?

42. Want David zegt zelf in het Boek van de Psalmen: 'De Heer heeft tegen mijn Heer gezegd:

43. 'Kom naast Mij zitten, totdat Ik al uw vijanden helemaal verslagen heb.'

44. David noemt Hem dus 'Heer.' Hoe kan Hij dan zijn zoon zijn?"

45. Alle mensen hoorden hoe Jezus daarna tegen de leerlingen zei:

46. "Pas op voor de wetgeleerden! Ze willen graag in mooie lange kleren rondlopen en op de markten gegroet worden. Ze houden ervan om bij de maaltijden op de beste plaatsen te zitten. In de synagoge willen ze op de voorste rij zitten.