BasisBijbel

Lukas 20:29-45 BasisBijbel (BB)

29. Nu waren er zeven broers. De eerste trouwde met een vrouw. Maar hij stierf zonder dat ze kinderen hadden gekregen.

30. De tweede broer trouwde met haar,

31. en de derde broer trouwde met haar, en zo alle zeven. Allemaal stierven ze zonder kinderen te krijgen.

32. Ten slotte stierf ook de vrouw.

33. Bij welke broer zal ze dan horen op de dag dat de doden weer levend worden? Want alle zeven broers zijn met haar getrouwd geweest."

34. Jezus zei tegen hen: "De mensen van deze wereld trouwen met elkaar.

35. Maar de mensen die in de komende wereld zullen mogen leven en die uit de dood zullen opstaan, trouwen niet.

36. Want ze kunnen niet meer sterven. Want ze zijn [ wat dat betreft ] net als de engelen. Ze zijn kinderen van God. Want ze hebben deel aan de opstanding uit de dood.

37. Ook Mozes zei dat de doden zullen opstaan. Want bij de brandende braamstruik noemde hij de Heer 'de God van Abraham en de God van Izaäk en de God van Jakob.'

38. God is niet een God van doden, maar van levenden. Want voor God leven ze allemaal."

39. Een paar van de wetgeleerden zeiden: "Meester, dat was een goed antwoord."

40. En ze durfden Hem niets meer te vragen.

41. Maar Jezus vroeg hun: "Hoe kunnen de mensen zeggen dat de Messias een zoon van David is?

42. Want David zegt zelf in het Boek van de Psalmen: 'De Heer heeft tegen mijn Heer gezegd:

43. 'Kom naast Mij zitten, totdat Ik al uw vijanden helemaal verslagen heb.'

44. David noemt Hem dus 'Heer.' Hoe kan Hij dan zijn zoon zijn?"

45. Alle mensen hoorden hoe Jezus daarna tegen de leerlingen zei: