BasisBijbel

Lukas 20:29-38 BasisBijbel (BB)

29. Nu waren er zeven broers. De eerste trouwde met een vrouw. Maar hij stierf zonder dat ze kinderen hadden gekregen.

30. De tweede broer trouwde met haar,

31. en de derde broer trouwde met haar, en zo alle zeven. Allemaal stierven ze zonder kinderen te krijgen.

32. Ten slotte stierf ook de vrouw.

33. Bij welke broer zal ze dan horen op de dag dat de doden weer levend worden? Want alle zeven broers zijn met haar getrouwd geweest."

34. Jezus zei tegen hen: "De mensen van deze wereld trouwen met elkaar.

35. Maar de mensen die in de komende wereld zullen mogen leven en die uit de dood zullen opstaan, trouwen niet.

36. Want ze kunnen niet meer sterven. Want ze zijn [ wat dat betreft ] net als de engelen. Ze zijn kinderen van God. Want ze hebben deel aan de opstanding uit de dood.

37. Ook Mozes zei dat de doden zullen opstaan. Want bij de brandende braamstruik noemde hij de Heer 'de God van Abraham en de God van Izaäk en de God van Jakob.'

38. God is niet een God van doden, maar van levenden. Want voor God leven ze allemaal."