BasisBijbel

Lukas 20:12-26 BasisBijbel (BB)

12. De eigenaar stuurde een derde dienaar. Ze mishandelden ook hem en gooiden hem de wijngaard uit.

13. Toen zei de eigenaar van de wijngaard: 'Wat moet ik doen? Ik zal mijn zoon sturen van wie ik heel veel houd. Misschien zullen ze hem wel met rust laten.'

14. Maar toen de wijnboeren de zoon zagen, overlegden ze met elkaar: 'Dit is de man die later de wijngaard zal erven. Laten we hem doden, dan is de wijngaard van óns.'

15. En ze gooiden hem de wijngaard uit en doodden hem. Wat zal de eigenaar van de wijngaard nu met hen doen?

16. Hij zal komen en die wijnboeren doden. Daarna zal hij de wijngaard aan andere wijnboeren geven." Toen de leiders van de priesters en de wetgeleerden dat hoorden, zeiden ze: "Dat nooit!"

17. Maar Jezus keek hen aan en zei: "Wat betekent het dan dat er in de Boeken staat: 'De steen die de bouwers niet goed genoeg vonden, is de belangrijkste bouwsteen [ van het gebouw ] geworden?

18. En iedereen die over die steen valt, zal worden verpletterd. En iedereen op wie die steen valt, zal worden verbrijzeld.' "

19. De wetgeleerden en de leiders van de priesters hadden Hem wel gelijk willen vermoorden, want ze begrepen dat dit verhaal over hén ging. Maar ze durfden niet, want ze waren bang voor de mensen.

20. Ze stuurden mannen achter Jezus aan die Hem moesten bespioneren. Ze deden alsof ze heel godsdienstige mensen waren. Ze wilden Hem met een strikvraag in de val laten lopen. Dan zouden ze Hem gevangen kunnen nemen en aan de bestuurder van de provincie kunnen uitleveren.

21. Ze vroegen Hem: "Meester, we weten dat U altijd eerlijk bent. En U bent voor niemand bang. U leert de mensen altijd de juiste dingen over God.

22. Wat vindt U, is het wel of niet goed om aan de [ Romeinse ] keizer belasting te betalen?"

23. Maar Jezus begreep wat hun bedoeling was. Daarom zei Hij: "Waarom dagen jullie Mij uit?

24. Laat Mij een munt zien. Van wie zijn het hoofd en de naam die er op staan?" Ze zeiden: "Van de keizer."

25. Hij zei tegen hen: "Geef dan aan de keizer waar de keizer recht op heeft, en aan God waar God recht op heeft."

26. En ze konden in zijn antwoord niets vinden waarvoor ze Hem gevangen zouden kunnen nemen. Ze waren verbaasd over zijn antwoord en zwegen.