BasisBijbel

Lukas 19:24-36 BasisBijbel (BB)

24. En hij zei tegen de mensen die bij hem stonden: 'Neem hem het geld af. Geef het aan de man die tien ponden heeft.'

25. Ze antwoordden hem: 'Heer, maar hij heeft al tien ponden.' "

26. Jezus zei: "Ik zeg jullie dat iedereen die heeft, nog meer zal krijgen. Maar van iedereen die niet heeft, zal worden afgenomen ook wat hij wel heeft.

27. [ En de edelman zei: ] 'Haal nu die vijanden van mij die niet wilden dat ik koning over hen werd. Breng hen hier bij mij en dood hen.' "

28. Toen Jezus dit had verteld, reisde Hij voor hen uit naar Jeruzalem.

29. Hij kwam bij Betfagé en Betanië, aan de voet van de Olijfberg. Daar stuurde Hij twee van zijn leerlingen vooruit.

30. Hij zei tegen hen: "Ga naar dat dorp daar. Als je er binnenkomt, zul je een jonge ezel vastgebonden zien staan. Er heeft nog nooit iemand op gezeten. Maak het dier los en breng het hier.

31. En als iemand zegt: 'Waarom maken jullie die ezel los?' dan moeten jullie zeggen: 'De Heer heeft hem nodig.' "

32. De twee gingen naar het dorp en alles ging zoals Jezus had gezegd.

33. Toen ze de ezel losmaakten, zeiden de eigenaars tegen hen: "Waarom maken jullie die ezel los?"

34. Ze zeiden: "De Heer heeft hem nodig."

35. Ze brachten het dier naar Jezus, legden hun mantels over de rug van de ezel en hielpen Jezus er op.

36. Zo reisde Hij verder. En ze spreidden hun mantels vóór Hem op de weg uit.