BasisBijbel

Lukas 1:27-34 BasisBijbel (BB)

27. Hij ging naar een jonge, ongetrouwde vrouw die nog maagd was. Ze was verloofd met Jozef en nog nooit met hem naar bed geweest. Jozef was uit de familie van [ koning ] David . De vrouw heette Maria.

28. De engel ging haar huis binnen en groette haar. Toen zei hij: "God heeft jou uitgekozen. God is met je."

29. Ze schrok toen ze hem zag. Ook was ze geschrokken van zijn woorden. Ze vroeg zich af wat de engel bedoelde.

30. De engel zei tegen haar: "Je hoeft niet bang te zijn, Maria. Want God wil goed voor jou zijn.

31. Je zal in verwachting raken en een zoon krijgen. Je moet Hem Jezus [ (= 'God redt') ] noemen.

32. Hij zal een belangrijk mens zijn en Hij zal 'Zoon van de Allerhoogste God' worden genoemd. De Heer God zal Hem koning van Israël maken, net als zijn voorvader David .

33. Hij zal voor eeuwig als koning regeren over het volk Israël. Er zal nooit een eind komen aan zijn heerschappij."

34. Maria zei tegen de engel: "Hoe kan dat gebeuren? Want ik ben nog niet getrouwd."