BasisBijbel

Leviticus 7:15-22 BasisBijbel (BB)

15. Het vlees van het dier moet op dezelfde dag opgegeten worden. Er mag niets van overblijven tot de volgende ochtend."

16. [ De Heer zei tegen Mozes: ] "Als iemand het offer bedoelt als belofte-offer [ (hij heeft dit offer aan de Heer beloofd) ] of als vrijwillig offer [ (gewoon omdat hij dat graag wil geven) ], dan mag hij op de dag dat hij het dier heeft geofferd, van het vlees eten. De volgende dag mag hij nog opeten wat er de vorige dag van overbleef.

17. Maar als er op de derde dag nog steeds vlees over is, moet dat die dag worden verbrand.

18. Als hij er op de derde dag toch van eet, ben Ik niet blij met het offer dat hij Mij heeft gegeven. Ik vind niet dat die man iets goeds gedaan heeft, maar Ik vind het iets walgelijks. Iemand die er op de derde dag toch nog van eet, is schuldig."

19. [ De Heer zei tegen Mozes: ] "Als een stuk vlees iets onreins heeft aangeraakt, mag het niet meer opgegeten worden. Het moet worden verbrand. Maar de rest van het vlees mag gegeten worden door iedereen die rein is.

20. Maar als iemand onrein is als hij vlees eet van mijn dank-offer, moet hij worden gedood.

21. En als iemand iets onreins heeft aangeraakt, bijvoorbeeld een onrein mens of onrein dier, en daarna eet van het vlees van mijn dank-offer, dan moet hij worden gedood."

22. De Heer zei tegen Mozes: