BasisBijbel

Leviticus 7:1-19 BasisBijbel (BB)

1. [ De Heer zei tegen Mozes: ] "Dit zijn de wetten voor het schuld-offer. Het is heel erg heilig.

2. Het offerdier voor het schuld-offer moet geslacht worden op de plaats waar ook altijd het brand-offer geslacht wordt. Het bloed moet rondom tegen de zijkanten van het altaar geworpen worden.

3. [ Het vlees mag opgegeten worden, maar ] al het vet van het dier is voor Mij: de staart, het vet dat op de darmen zit,

4. de twee nieren met het vet dat daaraan zit en het vet rond de lever.

5. De priester moet dit vet op het altaar verbranden. Het is een schuld-offer.

6. Alle mannen uit de priesterfamilies mogen van het vlees eten, op een heilige plaats. Het is heel erg heilig.

7. Voor de schuld-offers geldt hetzelfde als voor de vergevings-offers: het vlees van het offerdier is voor de priester die het dier voor iemand heeft geslacht en geofferd.

8. Ook de huid mag hij hebben.

9. En ook elk meel-offer dat in de oven, in een pan of op een bakplaat is gebakken, is voor de priester die het offer brengt.

10. Elk meel-offer, met of zonder olijf-olie, is voor de priesters."

11. [ De Heer zei tegen Mozes: ] "Dit zijn de wetten voor het dank-offer.

12. Als iemand aan Mij een dier wil offeren als dank-offer, dan moet hij er ongegiste koeken bij doen van deeg dat gemengd is met olijf-olie, of ongegiste dunne koeken die met olijf-olie bestreken zijn, of koeken van geroosterd fijn meel dat gemengd is met olijf-olie.

13. Bij dit offer hoort een offer van brood van gegist deeg.

14. Van elk dank-offer moet een deel aan Mij gegeven worden door het naar Mij omhoog te houden en heen en weer te bewegen. Daarna is het voor de priester die het bloed van het offerdier uitgegoten heeft.

15. Het vlees van het dier moet op dezelfde dag opgegeten worden. Er mag niets van overblijven tot de volgende ochtend."

16. [ De Heer zei tegen Mozes: ] "Als iemand het offer bedoelt als belofte-offer [ (hij heeft dit offer aan de Heer beloofd) ] of als vrijwillig offer [ (gewoon omdat hij dat graag wil geven) ], dan mag hij op de dag dat hij het dier heeft geofferd, van het vlees eten. De volgende dag mag hij nog opeten wat er de vorige dag van overbleef.

17. Maar als er op de derde dag nog steeds vlees over is, moet dat die dag worden verbrand.

18. Als hij er op de derde dag toch van eet, ben Ik niet blij met het offer dat hij Mij heeft gegeven. Ik vind niet dat die man iets goeds gedaan heeft, maar Ik vind het iets walgelijks. Iemand die er op de derde dag toch nog van eet, is schuldig."

19. [ De Heer zei tegen Mozes: ] "Als een stuk vlees iets onreins heeft aangeraakt, mag het niet meer opgegeten worden. Het moet worden verbrand. Maar de rest van het vlees mag gegeten worden door iedereen die rein is.