BasisBijbel

Leviticus 6:1-11 BasisBijbel (BB)

1. De Heer zei tegen Mozes:

2. "Iemand is ook schuldig als hij een van de volgende dingen doet: als hij iets geleend of gehuurd heeft, maar zegt dat hij het niet heeft. Of als hij iets gestolen heeft, of iemand ergens mee bedrogen heeft.

3. Of als hij iets gevonden heeft wat iemand verloren had, maar zweert dat hij het niet heeft gevonden.

4. Als dat ontdekt wordt, dan moet hij teruggeven wat hij gestolen, geleend, gehuurd of gevonden heeft of waarin hij iemand heeft bedrogen.

5. Of hij moet er de volle prijs voor betalen. En hij moet een vijfde deel van de waarde ervan als boete betalen. Op de dag dat hij zijn schuld-offer aan Mij offert, moet hij ook aan de man teruggeven wat van hem was en hem de boete betalen.

6. Als offer voor zijn schuld moet hij Mij een gezond mannetjes-schaap geven. De priester moet bepalen of het dier waardevol genoeg is. Dan moet hij het bij de priester brengen.

7. En de priester moet Mij voor hem om vergeving vragen, en hij zal vergeving krijgen voor de dingen waardoor hij schuldig geworden was."

8. De Heer zei tegen Mozes:

9. "Geef Aäron en zijn zonen de volgende wetten voor de [ dagelijkse ] brand-offers. Het brand-offer [ dat 's avonds geofferd wordt, ] moet de hele nacht, tot de volgende ochtend, op het vuur op het altaar blijven liggen branden. Het vuur op het altaar moet de hele nacht aan blijven.

10. De volgende ochtend moet de priester zijn linnen onderkleren en bovenkleren aandoen. Daarna moet hij de as van het verbrande dier van het altaar halen. Die as moet hij naast het altaar gooien.

11. Daarna moet hij zijn [ priester ]kleren uitdoen en zijn gewone kleren aantrekken. Dan moet hij de as buiten het tentenkamp brengen, naar een reine plaats.