BasisBijbel

Leviticus 4:1-14 BasisBijbel (BB)

1. De Heer zei tegen Mozes:

2. "Geef de Israëlieten de volgende regels over wat er moet gebeuren als iemand per ongeluk iets heeft gedaan wat Ik verboden heb.

3. Als de hogepriester per ongeluk iets heeft gedaan wat Ik verboden heb, rust er schuld op het hele volk. Daarom moet hij een jonge, gezonde stier uitzoeken en die aan Mij offeren. Het is een vergevings-offer.

4. Hij moet die stier bij Mij brengen bij de ingang van de tent van ontmoeting. Daar moet hij zijn hand op de kop van de stier leggen en het dier daar bij Mij slachten.

5. De hogepriester moet met een deel van het bloed van de stier de tent van ontmoeting binnengaan.

6. Daar moet hij zijn vinger in het bloed dopen en zeven keer bloed op de grond sprenkelen, vóór het gordijn voor de allerheiligste kamer.

7. Ook moet hij een deel van het bloed aan de horens van het wierook-altaar smeren, dat vóór Mij staat in de tent van ontmoeting. De rest van het bloed moet hij uitgieten aan de voet van het brandoffer-altaar, dat bij de ingang van de tent van ontmoeting staat.

8. Dan moet hij al het vet uit de stier weghalen: het vet rond de darmen,

9. de twee nieren met het vet dat daaraan zit en het vet rond de lever.

10. Dus net als bij de koe of stier voor het dank-offer. Dat vet moet de priester verbranden op het brandoffer-altaar.

11. Maar de rest, dus de huid en al het vlees, de kop, de poten, de darmen en de mest,

12. moet hij buiten het tentenkamp brengen, naar een speciale, reine plek. Dat is de plek waar ook de as [ van de offers ] weggegooid wordt. Daar moet hij dat alles op een houtvuur verbranden.

13. Als het hele volk Israël per ongeluk iets heeft gedaan wat Ik verboden heb, rust er schuld op het hele volk.

14. Als ze ontdekken dat ze per ongeluk iets verkeerds hebben gedaan, moeten ze een jonge stier offeren om vergeving te krijgen. Ze moeten hem bij Mij brengen.