BasisBijbel

Leviticus 3:6-16 BasisBijbel (BB)

6. Als iemand een schaap of geit als dank-offer aan Mij wil offeren, dan moet hij een gezond dier uitkiezen. Het mag een mannetjes-dier of een vrouwtjes-dier zijn.

7. Als hij een schaap offert, moet hij het dier bij Mij brengen.

8. Hij moet zijn hand op de kop van het dier leggen en het slachten vóór de tent van ontmoeting. De priester moet het bloed rondom tegen de zijkanten van het altaar werpen.

9. Het [ vlees mag worden opgegeten, maar het ] vet van het dier moet op het altaar worden verbrand: al het vet, de hele staart, die hij dicht bij de ruggengraat moet afsnijden, al het vet dat rond de darmen zit,

10. de twee nieren met het vet dat daaraan zit en het vet rond de lever.

11. De priester moet dat op het altaar verbranden. Zo is het een geschenk voor Mij.

12. Als hij een geit offert, moet hij het dier bij Mij brengen.

13. Hij moet zijn hand op de kop van het dier leggen en het slachten vóór de tent van ontmoeting. De priester moet het bloed rondom tegen de zijkanten van het altaar werpen.

14. Het [ vlees mag worden opgegeten, maar het ] vet van het dier moet op het altaar worden verbrand: al het vet dat rond de darmen zit,

15. de twee nieren met het vet dat daaraan zit en het vet rond de lever.

16. De priester moet dat op het altaar verbranden. Als hij het zó doet, ben Ik blij met zijn geschenk.