BasisBijbel

Leviticus 27:19-28 BasisBijbel (BB)

19. Als de man die zijn akker aan Mij heeft gegeven de akker wil terugkopen, dan moet hij de waarde van de akker betalen en een vijfde deel van de waarde als boete betalen. Dan is de akker weer van hem.

20. Maar als hij de akker niet terugkoopt, of als hij de akker aan iemand anders verkoopt, dan zal hij die akker niet meer terugkrijgen.

21. In het Jubeljaar zal de akker van Mij blijven. De priester mag hem hebben.

22. Als iemand een gekochte akker (die dus oorspronkelijk niet bij zijn eigen grond hoorde) aan Mij geeft,

23. dan moet de priester voor hem uitrekenen wat de waarde van de akker is tot het volgende Jubeljaar. Dat is het bedrag dat de man aan Mij moet geven.

24. In het Jubeljaar gaat die akker terug naar de man van wie hij hem had gekocht.

25. De waarde van alles moet bepaald worden met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt. Die sikkel is 20 gera [ (11 gram) ].

26. Elk eerste jong van een dier is voor Mij. Het maakt niet uit of het een koe, een schaap of een geit is. Niemand kan het aan Mij geven, want het is al van Mij.

27. Maar als het om het jong van een onrein dier gaat, dan moet de waarde van het dier bepaald worden. Het dier moet voor die prijs vrijgekocht worden. En ook moet een vijfde deel van de waarde als boete betaald worden. Als het dier niet vrijgekocht wordt, moet de priester het dier aan iemand anders verkopen voor de prijs die bepaald is.

28. Als iemand iets van wat hij bezit helemaal aan Mij weggeeft, mag dat niet verkocht of teruggekocht worden. Het maakt niet uit of het een mens, een dier of een akker is. Alles wat helemaal aan Mij is gegeven, is voor altijd mijn eigendom: het is heel erg heilig.