BasisBijbel

Leviticus 26:30-40 BasisBijbel (BB)

30. Ik zal jullie altaren afbreken en jullie afgodsbeelden stukslaan. Ik zal jullie lijken op de kapotte afgodsbeelden gooien. Ik zal van jullie walgen.

31. Ik zal jullie steden veranderen in puinhopen en Ik zal jullie heiligdommen verwoesten. Ik zal jullie offers niet meer willen, want Ik zal ze walgelijk vinden.

32. Ik zal het hele land verwoesten. De vijanden die in jullie land zijn komen wonen, zullen geschokt zijn over wat Ik ermee heb gedaan.

33. Vijanden zullen jullie achterna jagen. Ze zullen jullie verspreiden onder de volken. Jullie zullen opgejaagd en in gevaar zijn. Jullie land zal in een wildernis veranderen en jullie steden zullen puinhopen worden.

34. Dan zal het land alsnog alle heilige rustjaren krijgen [ die het niet van jullie gekregen heeft ]. In de tijd dat jullie in de landen van jullie vijanden wonen, zal jullie eigen land rusten en alsnog zijn heilige rustjaren krijgen.

35. Al de tijd dat het land woest ligt, zal het rust hebben. Het zal de rust krijgen die het niet kreeg toen jullie er woonden.

36. Jullie zullen vol angst leven in de landen van je vijanden waar Ik jullie naartoe gejaagd heb. Jullie zullen al schrikken van het geritsel van een opwaaiend blad, en wegvluchten alsof jullie achterna gezeten worden. Tenslotte zullen jullie neervallen, terwijl jullie door niemand achtervolgd werden.

37. Jullie zullen over elkaar struikelen alsof de vijand jullie op de hielen zit, terwijl er helemaal niemand is die jullie achtervolgt. Jullie zullen door je vijanden verslagen worden.

38. Het zal slecht met jullie aflopen: jullie zullen sterven in het land van jullie vijanden.

39. En de paar van jullie die daar dan toch nog overgebleven zijn, zullen er langzaam doodgaan van verdriet. Dat is hun straf omdat zij en hun voorouders Mij ongehoorzaam zijn geweest."

40. [ De Heer zei tegen Mozes: "Zeg tegen de Israëlieten: ] Dan zullen jullie hardop toegeven dat jullie en jullie voorouders verkeerd hebben gedaan. Dat jullie niet trouw geweest zijn aan Mij, maar Mij ongehoorzaam zijn geweest.