BasisBijbel

Leviticus 24:11-18 BasisBijbel (BB)

11. Hij begon te vloeken en zei beledigende dingen over de Heer. Hij werd naar Mozes gebracht.

12. Die liet hem gevangen zetten. Toen ging hij aan de Heer vragen wat hij met de man moest doen.

13. De Heer zei tegen Mozes:

14. "Breng de man die gevloekt heeft, het tentenkamp uit. Iedereen die hem heeft horen vloeken, moet zijn handen op het hoofd van de man leggen. Daarna moet het hele volk hem met stenen doodgooien.

15. En zeg tegen de Israëlieten dat iedereen die vloekt en zijn God beledigt, gestraft zal worden.

16. Als iemand Mij beledigt, moet hij worden gedood. Dat geldt voor vreemdelingen én voor mensen die als Israëliet geboren zijn. Het hele volk moet hem met stenen doodgooien.

17. En iedereen die een mens doodt, moet worden gedood.

18. Maar als iemand een dier van het vee doodt, moet hij [ de eigenaar ] voor dat dier betalen. Hij moet hem er een ander dier voor in de plaats geven.