BasisBijbel

Leviticus 24:1-13 BasisBijbel (BB)

1. De Heer zei tegen Mozes:

2. "Zeg tegen de Israëlieten dat ze je zuivere olijf-olie moeten brengen voor de kandelaar [ in het heiligdom ]. Want de olie-lampen op de kandelaar moeten aldoor blijven branden.

3. Aäron moet van de avond tot de ochtend voor de lamp zorgen die vóór Mij staat, buiten het gordijn dat voor de kist van het verbond in de tent van ontmoeting hangt. Dat is een eeuwig bevel.

4. Hij moet aldoor de lampen op de kandelaar van zuiver goud verzorgen die vóór Mij staat."

5. [ De Heer zei tegen Mozes: ] "Bak van fijn meel twaalf koeken. Elke koek moet van 2/10 efa [ (4,4 liter) ] meel gemaakt worden.

6. Leg ze in twee rijen, zes per rij, op de tafel van zuiver goud die vóór Mij staat.

7. Op elke rij broden moet je zuivere wierook leggen. Die broden zijn een vuur-offer voor Mij, ook al zijn ze niet verbrand.

8. Elke heilige rustdag moet de priester verse broden bij Mij neerleggen. Zo zullen de Israëlieten onthouden dat mijn verbond met hen een eeuwig verbond is.

9. Deze heilige broden zijn voor Aäron en zijn zonen. Ze moeten ze op de heilige plaats opeten, want ze zijn heel erg heilig. Want deze broden zijn één van de vuur-offers van de Heer. Dit is een eeuwige wet."

10. In het tentenkamp woonde een man die de zoon was van een Israëlitische vrouw (Selomit, de dochter van Dibri uit de stam van Dan) en een Egyptische man. Op een keer kreeg de zoon van Selomit ruzie met een Israëlitische man.

11. Hij begon te vloeken en zei beledigende dingen over de Heer. Hij werd naar Mozes gebracht.

12. Die liet hem gevangen zetten. Toen ging hij aan de Heer vragen wat hij met de man moest doen.

13. De Heer zei tegen Mozes: