BasisBijbel

Leviticus 22:5-14 BasisBijbel (BB)

5. Ook niet als hij een onrein kruipend dier heeft aangeraakt, of een onrein mens.

6. Als hij iets onreins heeft aangeraakt, blijft hij tot de avond onrein. Hij mag dan niet van de offers eten. Hij moet zich helemaal in water wassen.

7. Pas als de zon is ondergegaan, is hij weer rein. Dan mag hij van de offers eten, want het is zijn eten.

8. Priesters mogen geen vlees eten van een dier dat is doodgegaan of door een wild dier is verscheurd. Want daardoor worden ze onrein. Ik ben de Heer.

9. De priesters moeten zich aan mijn bevelen houden. Want anders zijn ze schuldig. Ze zullen sterven omdat ze mijn bevelen niet hebben gehoorzaamd. Want Ik ben de Heer en heb hen heilig gemaakt en uitgekozen om Mij te dienen.

10. Alleen de priesters [ en hun gezinnen ] mogen van de offers eten. Verder niemand. Iemand die bij een priester in huis woont, of de knecht van een priester, mag niet van de offers eten.

11. Maar als een priester een slaaf koopt, mag die slaaf er ook van eten, met al zijn kinderen.

12. En als de dochter van een priester trouwt met iemand van een andere stam, mag ze niet meer van de offers eten.

13. Maar als ze weduwe wordt of door haar man wordt weggestuurd, en geen kinderen heeft en weer net als vroeger bij haar vader gaat wonen, dan mag ze mee-eten van het eten dat haar vader van de offers krijgt. Maar iemand die niet bij de priesterfamilies hoort, mag er niet van eten.

14. Als iemand per ongeluk het heilige deel van de offers heeft opgegeten, het deel van de offers dat voor de priesters is, dan moet hij dat aan de priester terugbetalen. En hij moet er nog een vijfde deel als boete bij doen.