BasisBijbel

Leviticus 22:20-29 BasisBijbel (BB)

20. Hij mag nooit een dier offeren dat niet helemaal gezond is. Want dan ben Ik niet blij met het offer.

21. Elk offerdier moet helemaal gezond zijn, of het nu een stier, een schaap of een geit is. Alleen dan ben Ik er blij mee.

22. Als een dier blind is, of iets gebroken heeft, of verlamd is, of een huidziekte heeft, dan mag dat dier niet aan Mij geofferd worden.

23. Een stier, schaap of geit met te korte of te lange poten mag wel als dank-offer geofferd worden, maar niet als offer voor een belofte.

24. Maar een dier dat misvormd of gewond is aan de geslachtsdelen, mag niet aan Mij geofferd worden.

25. Ook vreemdelingen mogen zulke dieren niet aan Mij offeren. Want zulke dieren zijn niet helemaal gezond. Met zo'n offer zal Ik niet blij zijn."

26. Verder zei de Heer tegen Mozes:

27. "Het jong van een koe, schaap of geit moet na zijn geboorte zeven dagen bij zijn moeder blijven. Maar vanaf de achtste dag mag het aan Mij geofferd worden. Ik zal er blij mee zijn.

28. Je mag het jong van een koe, schaap of geit niet op dezelfde dag slachten als zijn moeder.

29. En als iemand Mij een dank-offer brengt, moet hij dat vrijwillig en van harte doen.