BasisBijbel

Leviticus 2:7-14 BasisBijbel (BB)

7. Als je iets offert wat in een pan wordt gebakken, dan moet het [ ook ] van fijn meel en olijf-olie gemaakt worden.

8. Je moet het meel-offer dat je gemaakt hebt, bij Mij brengen. Je moet het aan de priester geven en hij zal het naar het altaar brengen.

9. De priester moet een deel van het meel-offer naar Mij omhoog houden en daarna op het altaar verbranden. Dat betekent dat het hele meel-offer aan Mij is gegeven, ook al wordt er maar een deel van verbrand. Als hij het zó doet, ben Ik blij met het offer.

10. Het andere deel is voor de priesters [ om op te eten ]. Het is heel erg heilig, omdat het een deel van mijn offers is.

11. Een meel-offer mag nooit met gist klaargemaakt worden. Er mag nooit gist of honing in een meel-offer zitten.

12. Je mag gist en honing wel offeren als eerste deel van de oogst van je land, maar je mag ze nooit als brand-offer aan Mij geven.

13. En in elk meel-offer moet je zout doen. Het zout herinnert je eraan dat mijn verbond met jullie een eeuwig verbond is. Daarom moet je in al je offers zout doen. Je mag het niet weglaten.

14. Als je Mij een meel-offer wil brengen van het eerste deel van je oogst, dan moet je verse aren drogen bij het vuur en daarna de graankorrels fijnwrijven.