BasisBijbel

Leviticus 16:27-34 BasisBijbel (BB)

27. De rest van de stier en de bok waarvan het bloed in het heiligdom achter het gordijn gebracht werd om vergeving te vragen, moet buiten het tentenkamp gebracht worden. Daar moeten de huid, het vlees en de darmen worden verbrand.

28. De man die dat verbrandt, moet daarna zijn kleren wassen en zich helemaal in water wassen. Pas daarna mag hij weer in het tentenkamp komen.

29. Verder is het volgende een eeuwige wet voor jullie: op de tiende dag van de zevende maand moeten jullie spijt hebben van de verkeerde dingen die jullie hebben gedaan. Daarom mogen jullie die dag niet werken. Dat geldt voor de mensen die als Israëliet geboren zijn én voor de vreemdelingen die bij jullie wonen.

30. Want op die dag moet er vergeving voor jullie gevraagd worden, om jullie te reinigen. Jullie zullen dan gereinigd worden van alles wat jullie tegen Mij verkeerd gedaan hebben.

31. Het is een heilige rustdag. Die dag mag niemand werken. Dit is een eeuwige wet.

32. Elke volgende hogepriester moet op die dag vergeving voor jullie vragen. Hij moet de heilige linnen priesterkleren aantrekken.

33. Daarin moet hij om reiniging vragen voor het heiligdom achter het gordijn. Ook voor de tent van ontmoeting, het altaar, de priesters en het hele volk.

34. Het is een eeuwige wet. Eén keer per jaar moet de hogepriester om vergeving vragen voor alle Israëlieten, voor alles wat ze tegen Mij verkeerd gedaan hebben." En Aäron deed wat de Heer aan Mozes bevolen had.