Leviticus

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27

BasisBijbel

Leviticus 9 BasisBijbel (BB)

De offers van Aäron en zijn zonen

1. Op de achtste dag riep Mozes Aäron, de zonen van Aäron en de leiders van Israël bij zich.

2. Tegen Aäron zei hij: "Neem een jonge koe en een mannetjes-schaap. De koe is voor het vergevings-offer, het schaap voor een brand-offer. Allebei moeten helemaal gezond zijn. Breng ze bij de Heer.

3. Zeg tegen de Israëlieten dat ze een mannetjes-geit voor het vergevings-offer, een koe van één jaar en een schaap van één jaar voor het brand-offer moeten brengen. Alle drie moeten helemaal gezond zijn.

4. Verder een stier en een mannetjes-schaap voor het dank-offer. Maak ook een meel-offer klaar, met olijf-olie. Want vandaag zal de Heer bij hen komen."

5. De mensen brachten alles wat Mozes bevolen had naar de tent van ontmoeting. Het hele volk kwam dichterbij en stond bij de tent van de Heer.

6. Mozes zei: "Jullie hebben gedaan wat de Heer bevolen had. Nu zal Hij in zijn stralende hemelse macht en majesteit bij jullie komen."

7. Toen zei Mozes tegen Aäron: "Ga naar het altaar en maak je vergevings-offer en je brand-offer klaar. Vraag aan de Heer om vergeving voor jou en het volk. Maak daarna het offer van het volk klaar, zodat ze vergeving krijgen, zoals de Heer bevolen heeft."

8. Toen ging Aäron naar het altaar en slachtte het kalf, als vergevings-offer voor zichzelf.

9. Zijn zonen brachten hem het bloed. Hij doopte zijn vinger in het bloed en smeerde het aan de horens van het altaar. De rest van het bloed schonk hij uit aan de voet van het altaar.

10. Het vet, de nieren en het vet rond de lever van het dier verbrandde hij, zoals de Heer het Mozes bevolen had.

11. Maar het vlees en de huid verbrandde hij buiten het tentenkamp.

12. Toen slachtte hij het brand-offer en zijn zonen brachten hem het bloed. Hij wierp het rondom tegen de zijkanten van het altaar.

13. Ook brachten ze hem het dier voor het brand-offer, in stukken gesneden, met de kop. Hij verbrandde die stukken op het altaar.

14. Hij waste de darmen en poten met water. Daarna verbrandde hij ze met de andere stukken op het altaar.

15. Hierna offerde hij de offerdieren van het volk. Hij nam de mannetjes-geit voor het vergevings-offer waarmee het volk vergeving zou krijgen. Hij slachtte die en offerde hem als vergevings-offer, zoals het vorige offer.

16. Daarna offerde hij het dier voor het brand-offer en deed daarmee zoals de Heer bevolen had.

17. Daarna liet hij het meel-offer brengen. Hij nam er een handvol van en verbrandde het op het altaar. Verder offerde hij het ochtend-brandoffer dat elke dag gebracht moest worden.

18. Ook slachtte hij de koe en het mannetjes-schaap van het volk, als dank-offer. Zijn zonen brachten hem het bloed. Hij wierp het rondom tegen de zijkanten van het altaar.

19. Hij nam het vet van de koe en de geit: de staart, het vet rond de darmen, de nieren met het vet dat daaraan zit en het vet rond de lever.

20. Dat legde hij op de borststukken. Toen verbrandde hij alles op het altaar.

21. De borststukken en de rechter schouders hield Aäron omhoog naar de Heer en bewoog ze als beweeg-offer heen en weer, zoals Mozes bevolen had.

22. Toen stak Aäron zijn handen op en zegende het volk.

23. Samen met Mozes ging Aäron de tent van ontmoeting in. Toen ze weer naar buiten kwamen, zegenden ze het volk. En het hele volk zag de stralende aanwezigheid van de Heer.

24. De Heer liet vuur uit de hemel komen. Dat vuur stak het brand-offer en de vetstukken op het altaar in brand. Toen het volk dat zag, juichten ze allemaal en bogen zich diep voor de Heer.