Leviticus

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27

BasisBijbel

Leviticus 26 BasisBijbel (BB)

1. [ De Heer zei tegen Mozes: "Zeg tegen de Israëlieten: ] Jullie mogen geen afgodsbeelden maken of heilige stenen neerzetten. Jullie mogen geen beelden neerzetten en die aanbidden. Want Ik ben jullie Heer God.

Gods zegen als de Israëlieten Hem gehoorzamen

2. Jullie moeten je aan mijn heilige rustdagen [ en feesten ] houden en ontzag hebben voor mijn heiligdom. Ik ben de Heer.

3. Houd je aan mijn wetten en leefregels en doe precies wat Ik jullie heb bevolen.

4. Dan zal Ik altijd op tijd regen geven. Dan zal het land grote oogsten geven en zal er veel fruit aan de bomen groeien.

5. Jullie zullen nog met de graan-oogst bezig zijn als het tijd wordt om de druiven te gaan oogsten. En jullie zullen nog bezig zijn met de druivenoogst als het tijd wordt om te gaan zaaien. Jullie zullen net zoveel brood kunnen eten als jullie willen. En jullie zullen rustig wonen in het land.

6. Ik zal zorgen dat er vrede in het land is. Jullie zullen rustig kunnen slapen, zonder dat jullie ergens bang voor hoeven te zijn. Ik zal ervoor zorgen dat er geen wilde dieren in jullie land zijn. Jullie zullen geen last van vijanden hebben.

7. Jullie zullen je vijanden achtervolgen en hen doden.

8. Vijf van jullie zullen honderd vijanden achtervolgen. En honderd van jullie zullen tienduizend vijanden achtervolgen en doden.

9. Ik zal met jullie zijn en Ik zal ervoor zorgen dat jullie een groot volk worden. Ik zal Mij houden aan mijn verbond met jullie.

10. Jullie zullen zóveel oogsten, dat jullie er nog van eten als de nieuwe oogst er al weer is, zodat jullie het oude kunnen weggooien.

11. Ik zal Zelf bij jullie wonen, in mijn heiligdom. Ik zal jullie niet in de steek laten.

12. Ik zal altijd bij jullie wonen. Ik zal jullie God zijn en jullie zullen mijn volk zijn.

13. Ik ben jullie Heer God, die jullie uit Egypte heeft bevrijd. Jullie liepen daar gebukt onder een slavenjuk. Maar Ik heb het slavenjuk stukgebroken, zodat jullie weer rechtop konden gaan. Jullie hoefden niet langer hun slaven te zijn."

14. [ De Heer zei tegen Mozes: "Zeg tegen de Israëlieten: ] Maar als jullie niet naar Mij luisteren en jullie je niet aan al deze dingen houden,

Gods vervloeking als de Israëlieten Hem niet gehoorzamen

15. als jullie geen zin hebben om volgens mijn wetten en leefregels te leven, als jullie niets doen van wat Ik jullie heb bevolen en jullie je verbond met Mij verbreken,

16. dan zal Ik allerlei rampen over jullie laten komen. Jullie zullen ziekten en koortsen krijgen waarvan je ogen dof gaan staan en het leven langzaam uit je verdwijnt. Jullie zullen voor niets gezaaid hebben, want jullie vijanden zullen de oogst opeten.

17. Ik zal niet meer met jullie zijn. Daardoor zullen jullie vijanden jullie verslaan en over jullie heersen. Jullie zullen zelfs vluchten als jullie door niemand achtervolgd worden.

18. Als jullie dan nog steeds niet naar Mij willen luisteren, dan zal Ik jullie nog veel zwaarder straffen voor jullie ongehoorzaamheid.

19. Ik zal jullie trots breken: de zon zal [ zo heet ] zijn als [ gloeiend ] ijzer en de grond zal [ zo hard ] zijn als koper.

20. Jullie zullen voor niets hard zwoegen, want er zal niets groeien op het land en aan de fruitbomen.

21. Als jullie dan nog steeds niet naar Mij willen luisteren, dan zal Ik jullie nog veel zwaarder straffen voor jullie ongehoorzaamheid.

22. Ik zal de wilde dieren op jullie afsturen. Die zullen jullie kinderen en jullie vee doden. Er zullen maar zó weinig mensen overblijven, dat de wegen leeg zullen zijn.

23. Als jullie daarna nog steeds niet naar Mij willen luisteren, maar ongehoorzaam aan Mij blijven,

24. dan zal Ik jullie nog veel zwaarder straffen voor jullie ongehoorzaamheid.

25. Omdat jullie je verbond met Mij verbroken hebben, zal er oorlog komen in het land. Als jullie dan naar de steden zijn gevlucht, zal Ik daar de pest laten komen. Jullie zullen door de vijand verslagen worden.

26. En Ik zal ervoor zorgen dat er niet genoeg brood meer te eten is. Er zal nog maar zó weinig meel zijn, dat tien vrouwen in één oven jullie brood kunnen bakken. Ze zullen alles precies voor jullie afwegen, en er zal voor niemand genoeg zijn.

27. En als jullie dan nog steeds niet naar Mij luisteren en ongehoorzaam aan Mij blijven,

28. dan zal Ik jullie vijand blijven. Ik zal jullie nog veel zwaarder straffen voor jullie ongehoorzaamheid.

29. Jullie zullen je eigen kinderen opeten van de honger.

30. Ik zal jullie altaren afbreken en jullie afgodsbeelden stukslaan. Ik zal jullie lijken op de kapotte afgodsbeelden gooien. Ik zal van jullie walgen.

31. Ik zal jullie steden veranderen in puinhopen en Ik zal jullie heiligdommen verwoesten. Ik zal jullie offers niet meer willen, want Ik zal ze walgelijk vinden.

32. Ik zal het hele land verwoesten. De vijanden die in jullie land zijn komen wonen, zullen geschokt zijn over wat Ik ermee heb gedaan.

33. Vijanden zullen jullie achterna jagen. Ze zullen jullie verspreiden onder de volken. Jullie zullen opgejaagd en in gevaar zijn. Jullie land zal in een wildernis veranderen en jullie steden zullen puinhopen worden.

34. Dan zal het land alsnog alle heilige rustjaren krijgen [ die het niet van jullie gekregen heeft ]. In de tijd dat jullie in de landen van jullie vijanden wonen, zal jullie eigen land rusten en alsnog zijn heilige rustjaren krijgen.

35. Al de tijd dat het land woest ligt, zal het rust hebben. Het zal de rust krijgen die het niet kreeg toen jullie er woonden.

36. Jullie zullen vol angst leven in de landen van je vijanden waar Ik jullie naartoe gejaagd heb. Jullie zullen al schrikken van het geritsel van een opwaaiend blad, en wegvluchten alsof jullie achterna gezeten worden. Tenslotte zullen jullie neervallen, terwijl jullie door niemand achtervolgd werden.

37. Jullie zullen over elkaar struikelen alsof de vijand jullie op de hielen zit, terwijl er helemaal niemand is die jullie achtervolgt. Jullie zullen door je vijanden verslagen worden.

38. Het zal slecht met jullie aflopen: jullie zullen sterven in het land van jullie vijanden.

39. En de paar van jullie die daar dan toch nog overgebleven zijn, zullen er langzaam doodgaan van verdriet. Dat is hun straf omdat zij en hun voorouders Mij ongehoorzaam zijn geweest."

40. [ De Heer zei tegen Mozes: "Zeg tegen de Israëlieten: ] Dan zullen jullie hardop toegeven dat jullie en jullie voorouders verkeerd hebben gedaan. Dat jullie niet trouw geweest zijn aan Mij, maar Mij ongehoorzaam zijn geweest.

Gods vergeving

41. (Want daarom ben Ik jullie vijand geworden en heb Ik jullie naar het land van jullie vijanden gejaagd.) Als jullie niet langer koppig en eigenwijs tegen Mij zullen zijn, en toegeven dat jullie je straf verdiend hadden met jullie ongehoorzaamheid,

42. dan zal Ik Mij weer houden aan mijn verbond dat Ik met Jakob heb gesloten, en het verbond dat Ik met Izaäk heb gesloten, en het verbond dat Ik met Abraham heb gesloten. Dan zal Ik weer goed zijn voor jullie en voor je land.

43. Het land dat door jullie verlaten is, zal zijn heilige rustjaren krijgen in de tijd dat er niemand voor zorgt. Jullie zullen toegeven dat jullie die straf verdiend hadden met jullie ongehoorzaamheid. Want jullie hebben je niet aan mijn wetten gehouden. Jullie hebben geen zin gehad om Mij te gehoorzamen.

44. Maar zelfs als jullie in het land van jullie vijanden wonen, zal Ik jullie niet in de steek laten. Ik zal geen hekel aan jullie hebben. Ik zal jullie niet vernietigen en mijn verbond met jullie niet verbreken. Want Ik ben jullie Heer God.

45. Ik zal Mij houden aan het verbond dat Ik met jullie voorouders heb gesloten toen Ik hen uit Egypte bevrijdde om hun God te zijn. Ik ben de Heer."

46. Dit zijn de wetten en leefregels die de Heer op de berg Sinaï door Mozes aan de Israëlieten heeft gegeven.