BasisBijbel

Kolossenzen 1:9-21 BasisBijbel (BB)

9. Sinds we dat weten, blijven we dan ook aldoor voor jullie bidden. We vragen God dat Hij jullie veel wijsheid en geestelijk inzicht zal geven. Want daardoor zullen jullie duidelijk kunnen weten wat zijn wil is.

10. Dan kunnen jullie leven zoals Hij het wil en Hem blij maken met alles wat jullie doen. Dan zullen jullie goede resultaten hebben van alle goede dingen die jullie doen. En ook zullen jullie God steeds beter leren kennen.

11. En jullie zullen vol worden van zijn hemelse kracht. Door die kracht zullen jullie kunnen volhouden en alles met blijdschap kunnen verdragen.

12. Ook zullen jullie de Vader danken, die jullie geschikt heeft gemaakt om zijn erfenis te krijgen. Die erfenis ligt klaar voor iedereen die bij zijn Koninkrijk van het licht hoort.

13. Hij heeft ons gered uit de macht van de duisternis. En Hij heeft ons overgeplaatst in het Koninkrijk van zijn Zoon, van wie Hij heel veel houdt.

14. Hij heeft ons gered door de dood van zijn Zoon. Want dankzij zijn dood heeft God ons al onze ongehoorzaamheid kunnen vergeven.

15. Jezus is de afbeelding van God. God kunnen we niet zien. Maar aan Jezus kunnen we zien wie God is. Jezus was er al vóórdat God alles maakte.

16. Want door Jezus heeft God alle dingen in de hemel en op de aarde gemaakt: de zichtbare dingen en de onzichtbare dingen, alles wat heerst en macht heeft. Alles is door Hem en voor Hem gemaakt.

17. Hij was er eerder dan al het andere. Alle dingen bestaan door Hem.

18. Hij is het Hoofd van de gemeente en de gemeente is zijn Lichaam. Hij is het begin van alles. Hij is de eerste die uit de dood is opgestaan. Zo is Hij dus van alles de eerste.

19. Want God had besloten Zelf in Jezus te komen wonen.

20. Door Jezus' dood aan het kruis heeft God vrede met ons gesloten. Door Jezus heeft Hij de vriendschap hersteld tussen Hemzelf en alles wat leeft op de aarde en in de hemel.

21. Ook met jullie is Hij vrienden geworden. Hij heeft al jullie schuld weggedaan. Vroeger leefden jullie vér bij God vandaan. Jullie waren vijanden van God door de slechte dingen die jullie deden.