BasisBijbel

Klaagliederen 3:9-27 BasisBijbel (BB)

9. Ik kan geen kant meer op, want Hij verspert mij de weg.

10. Hij loert op mij als een beer, besluipt mij als een leeuw.

11. Ik kan niet aan Hem ontsnappen. Ik ben volkomen machteloos.

12. Hij spant zijn boog en richt zijn pijl op mij.

13. Zijn pijlen hebben mij doorboord.

14. Mijn volk zingt alle dagen spotliedjes over mij.

15. De Heer geeft me bittere kruiden te eten en bittere gal te drinken.

16. Hij laat me mijn tanden stukbijten op kiezelstenen en drukt mijn gezicht in het stof.

17. Ik weet niet meer wat geluk is. Al het goede ben ik vergeten.

18. Ik heb geen kracht meer. Alleen de Heer kan mij nog helpen.

19. Heer, denk alstublieft aan mijn ellende, aan mijn eenzaamheid!

20. Steeds als ik zo denk, word ik heel verdrietig.

21. Daarom probeer ik steeds weer te bedenken:

22. "Dankzij Gods eindeloze goedheid zijn we niet allemaal gestorven.

23. Elke morgen is Hij opnieuw goed voor ons! U bent zo trouw!"

24. Ik zeg bij mijzelf: "Ik ben van de Heer. Daarom zal Hij mij redden."

25. De Heer is goed voor de mensen die op Hem vertrouwen.

26. Het is goed om rustig te vertrouwen dat de Heer redt.

27. Het is goed voor een mens, als hij het in zijn jeugd moeilijk heeft.