BasisBijbel

Judas 1:1-9 BasisBijbel (BB)

1. Deze brief is van Judas. Ik ben een dienaar van Jezus Christus en een broer van Jakobus. Ik schrijf deze brief aan de mensen die door God zijn geroepen om met Hem te leven. Jullie mogen bij God de Vader horen. En Jezus Christus [ beschermt en ] bewaart jullie.

2. Ik bid dat jullie steeds meer van de vriendelijkheid, vrede en liefde van God zullen merken.

3. Lieve broeders en zusters, ik wilde jullie dringend schrijven over de redding die wij allemaal hebben gekregen. Maar eerst moet ik jullie iets anders zeggen: doe je uiterste best om het geloof vast te houden dat God jullie heeft gegeven omdat jullie bij Hem horen.

4. Want er zijn bepaalde mensen de gemeente binnengeslopen die zich niets van God aantrekken. Ze leven er maar op los. Ze denken dat God zó vriendelijk is, dat Hij het allemaal wel vergeeft. Ze geloven niet in onze enige Heer en Meester, Jezus Christus. [ Vroeger waren er ook al zulke mensen. En we kunnen in de Boeken lezen hoe het met hen afliep. ]

5. Ik wil jullie eraan herinneren dat de Heer een heel volk uit Egypte heeft gered. Maar ook dat Hij de mensen van dat volk die Hem niet werkelijk geloofden, heeft gedood. Jullie weten dit wel, maar ik wil het toch nog een keer zeggen.

6. En denk eens aan de engelen die niet trouw aan God waren. Ze waren niet tevreden met de taak die Hij hun had gegeven. Ze verlieten de plaats waar ze woonden. Daarom heeft Hij hen voor altijd gevangen gezet in de duisternis. Daar moeten ze blijven tot de grote dag dat Hij over hen zal rechtspreken.

7. Ook Sodom en Gomorra en de steden daar omheen waren ongehoorzaam aan God. Ze deden allerlei slechte dingen op het gebied van seks. Ze deden wat ze wilden. Daarvoor zijn ze gestraft met een eeuwig vuur. Ook zij zijn een waarschuwing voor ons.

8. Ook die [ binnengeslopen ] bedriegers (zij beweren dat ze dromen van God krijgen terwijl dat helemaal niet zo is!) trekken zich nergens iets van aan. Ze doen dezelfde dingen [ als de mensen van Sodom en Gomorra ], willen God niet gehoorzamen [ zoals de Israëlieten ] en beledigen de machten in de hemel [ zoals de ongehoorzame engelen ].

9. De engel Michaël had [ ooit ] ruzie met de duivel over het lichaam van Mozes toen Mozes gestorven was. Michaël is één van de belangrijkste engelen. Toch wilde hij de duivel niet zelf veroordelen. Hij zei alleen: "De Heer zal je straffen!"