BasisBijbel

Jozua 9:7-15 BasisBijbel (BB)

7. Maar ze antwoordden de Hevieten: "Misschien wonen jullie wel hier in de buurt. Dan kunnen we geen verbond met jullie sluiten."

8. Ze zeiden tegen Jozua: "Jullie mogen ons alles vragen." Toen vroeg Jozua hun: "Wie zijn jullie en waar komen jullie vandaan?"

9. Ze antwoordden: "We zijn uit een ver land gekomen, omdat we daar over jullie Heer God hoorden. We hebben gehoord wat Hij in Egypte heeft gedaan.

10. Ook wat Hij later met de twee koningen van de Amorieten aan de oostkant van de Jordaan heeft gedaan: met koning Sihon uit Hesbon en koning Og van Bazan uit Astarot.

11. Daarom zeiden onze leiders en de bewoners van ons land tegen ons: 'Ga naar hen toe en vraag of ze een verbond met ons willen sluiten. Neem eten mee voor onderweg.'

12. Ons brood was warm en vers op de dag dat we vertrokken. En kijk, nu is het droog en beschimmeld.

13. En onze wijnzakken waren nieuw toen we ze vulden. En kijk, nu zijn ze gescheurd. En onze kleren en schoenen zijn onderweg helemaal versleten. Zó lang hebben we gereisd."

14. Toen aten de Israëlieten met hen van het brood dat die mannen bij zich hadden [ als teken van vriendschap ]. Maar ze hadden niet eerst aan de Heer om raad gevraagd.

15. Jozua sloot vriendschap met hen. Hij sloot met hen een verbond: hij beloofde hun dat hij hen [ en hun volk ] in leven zou laten. De leiders van het volk zwoeren het hun met een eed.