BasisBijbel

Jozua 6:14-22 BasisBijbel (BB)

14. Zo trokken ze op de tweede dag weer één keer om de stad heen en kwamen daarna terug in het tentenkamp. Dat deden ze zes dagen.

15. Op de zevende dag stonden ze op zodra het licht begon te worden. Ze trokken op dezelfde manier om de stad heen, maar nu zeven keer. Alleen op die dag trokken ze zeven keer om de stad heen.

16. Toen de priesters bij de zevende keer op de horens bliezen, zei Jozua tegen het volk: "Juich, want de Heer heeft jullie de stad gegeven!

17. Maar denk erom: de hele stad en alles wat er in de stad is, is voor de Heer [ en moet gedood worden ]. Alleen Rachab mag in leven blijven, met alle mensen die bij haar in huis zijn. Want zij heeft de spionnen verborgen die wij gestuurd hadden.

18. Denk erom dat alles voor de Heer is. Jullie mogen niets als buit meenemen naar het tentenkamp. Als jullie dat tóch doen, komt er een vloek over het tentenkamp van Israël.

19. Alles wat van zilver, goud, koper of ijzer is, is voor de Heer en zal bij de schat van de Heer komen."

20. Toen begonnen de priesters op de ramshorens te blazen. Zodra het volk het geluid van de ramshorens hoorde, begon het te juichen. Toen stortte de stadsmuur in. En het volk klom de stad binnen, ieder recht voor zich uit. Zo veroverden ze de stad.

21. Ze doodden iedereen: mannen en vrouwen, jong en oud. Zelfs de koeien, schapen en ezels doodden ze.

22. Maar tegen de twee mannen die het land hadden verkend, zei Jozua: "Ga naar het huis van Rachab. Breng haar en alle mensen die bij haar horen naar buiten, zoals jullie haar gezworen hebben."