BasisBijbel

Jozua 24:26-33 BasisBijbel (BB)

26. Jozua schreef die op in het wetboek van God. En onder de eik bij het heiligdom van de Heer zette hij een grote steen overeind.

27. En Jozua zei: "Deze steen is voor ons een teken: hij is onze getuige. Hij heeft alles gehoord wat de Heer tegen ons heeft gezegd. Deze steen zal jullie daaraan herinneren. Daardoor zullen jullie trouw blijven aan jullie God."

28. Toen liet Jozua hen vertrekken, ieder naar zijn eigen gebied.

29. Hierna stierf Jozua, de dienaar van de Heer. Hij was 110 jaar.

30. Hij werd begraven in zijn eigen gebied, bij Timnat-Serach. Dat ligt in de bergen van Efraïm, ten noorden van de berg Gaäs.

31. Zolang Jozua leefde, diende Israël de Heer trouw. Ook nog zolang de leiders leefden die zelf hadden gezien wat de Heer allemaal voor Israël had gedaan.

32. Het lichaam van Jozef, dat de Israëlieten uit Egypte hadden meegenomen, werd begraven bij Sichem. Ze legden het in het veld dat Jakob voor 100 zilverstukken had gekocht van de zonen van Hemor, de vader van Sichem. Dat veld lag in het gebied dat de stam van Jozef had gekregen.

33. Ook Eleazar, de zoon van Aäron, stierf. Hij werd begraven op de heuvel die zijn zoon Pinehas had gekregen, in de bergen van Efraïm.