BasisBijbel

Jozua 21:34-45 BasisBijbel (BB)

34. De families van Merari, de rest van de Levieten, kregen van de stam van Zebulon vier steden: Jokneam met de graslanden daar omheen, Karta met de graslanden daar omheen,

35. Dimna met de graslanden daar omheen en Nahalal met de graslanden daar omheen.

36. Van de stam van Ruben kregen ze vier steden: Bezer met de graslanden daar omheen, Jaza met de graslanden daar omheen,

37. Kedemot met de graslanden daar omheen en Mefaät met de graslanden daar omheen.

38. Van de stam van Gad kregen ze vier steden: de vrijstad Ramot in Gilead met de graslanden daar omheen, Mahanaïm met de graslanden daar omheen,

39. Hesbon met de graslanden daar omheen en Jaëzer met de graslanden daar omheen.

40. De families van Merari kregen door loting deze twaalf steden.

41. In totaal kregen de Levieten van de andere stammen 48 steden als eigendom, met de graslanden daar omheen.

42. Ze kregen steeds niet alleen de stad, maar ook de graslanden die daar omheen lagen.

43. Zo heeft de Heer aan Israël het hele land gegeven dat Hij aan hun voorvaders [ Abraham, Izaäk en Jakob ] had beloofd. Ze veroverden het en gingen er wonen.

44. En de Heer gaf hun aan alle kanten rust, zoals Hij aan hun voorvaders gezworen had. Niet één van hun vijanden heeft hen kunnen overwinnen. De Heer gaf al hun vijanden in hun macht.

45. Alles wat de Heer aan het volk Israël had beloofd, heeft Hij ook gedaan. Er is niets wat Hij níet gedaan heeft.