BasisBijbel

Jozua 17:7-13 BasisBijbel (BB)

7. De noordgrens van het gebied van Manasse liep vanaf het gebied van de stam van Aser naar Michmetat, dat ten oosten van Sichem lag. Daarna in zuidelijke richting naar En-Tappua.

8. Het land rond Tappua was van de stam van Manasse. Maar Tappua zelf, op de grens van het gebied van de stam van Manasse, was van de stam van Efraïm.

9. Vandaar liep de grens naar beneden naar de beek Kana, langs de zuidkant van de beek [ naar de Grote Zee ]. De steden daar waren van de stam van Efraïm, ook al lagen ze in het gebied van de stam van Manasse. De grens van het gebied van de stam van Manasse liep langs de noordkant van de beek naar de [ grote ] zee.

10. Het gebied aan de zuidkant van de beek was van de stam van Efraïm. Het gebied aan de noordkant was van de stam van Manasse.De Grote Zee was de westgrens van het gebied van de stam van Manasse. In het noorden grensde zijn gebied aan het gebied van de stam van Aser en in het oosten aan het gebied van de stam van Issaschar.

11. Maar in de gebieden van de stammen van Issaschar en Aser lagen ook steden die bij de stam van Manasse hoorden: Bet-Sean met de dorpen die daarbij hoorden, Jibleam met de dorpen die daarbij hoorden, Dor met de dorpen die daarbij hoorden, Endor met de dorpen die daarbij hoorden, Taänach met de dorpen die daarbij hoorden en Megiddo met de dorpen die daarbij hoorden. Dat is een gebied met drie heuvels.

12. Maar de stam van Manasse kon deze steden niet helemaal veroveren. Het lukte de Kanaänieten om er te blijven wonen.

13. Maar toen de Israëlieten sterker werden, dwongen ze de Kanaänieten om voor hen te werken en belasting aan hen te betalen. Maar ze joegen hen niet weg.