BasisBijbel

Jozua 14:4-9 BasisBijbel (BB)

4. De stam van Jozef bestond uit twee stammen: Manasse en Efraïm. De stam van Levi kreeg geen eigen gebied, maar wel steden. Ook de graslanden rond die steden, voor hun vee.

5. De Israëlieten hebben het land verdeeld op de manier die de Heer aan Mozes had bevolen.

6. Op een dag gingen de mannen van de stam van Juda naar Jozua in Gilgal. Kaleb, de zoon van Jefunne, die een zoon was van Kenaz, was één van hen. Hij zei tegen Jozua: "Je weet wat de Heer tegen Mozes, de dienaar van God, over jou en mij gezegd heeft bij Kades-Barnea.

7. Mozes stuurde mij bij Karnes-Barnea er op uit om het land te verkennen. Ik was toen 40 jaar. Ik vertelde hem precies wat we hadden gezien.

8. De andere verkenners maakten het volk bang met hun verhalen. Maar ik bleef op mijn Heer God vertrouwen.

9. Daarom zei Mozes toen tegen mij: 'Ik zweer dat het land waar je bent geweest, voor eeuwig van jou en je zonen zal zijn, omdat je trouw bent gebleven aan mijn Heer God.'