BasisBijbel

Jozua 11:9-20 BasisBijbel (BB)

9. Jozua deed wat de Heer gezegd had: hij maakte de paarden kreupel en verbrandde de strijdwagens.

10. Daarna ging Jozua terug en veroverde Hazor. Hij doodde de koning. Hazor was in die tijd het belangrijkste van al deze koninkrijken.

11. Jozua doodde alle bewoners van Hazor en stak daarna de stad in brand. Hij liet niemand in leven.

12. Verder veroverde Jozua alle steden van deze koningen. Hij doodde iedereen, zoals Mozes, de dienaar van de Heer, bevolen had.

13. Maar de steden die op de heuvels lagen, stak hij niet in brand. Alleen Hazor werd verbrand.

14. De Israëlieten namen uit al deze steden de hele buit en al het vee mee. Maar alle mensen doodden ze. Ze lieten niemand in leven.

15. Jozua deed alles wat de Heer aan Mozes bevolen had en wat Mozes daarna aan Jozua bevolen had.

16. Zo veroverde Jozua het hele land: de bergen, het hele Zuiderland, het hele land van Gosen, het dal, de vlakte en de bergen en het dal van Israël,

17. vanaf de Kale Bergen die lopen in de richting van Seïr, tot aan Baäl-Gad in het dal van de Libanon, aan de voet van de Hermonbergen. Al hun koningen nam hij gevangen en doodde hij.

18. Lange tijd heeft Jozua tegen al deze koningen gevochten.

19. Geen enkele stad bood de Israëlieten vrede aan, behalve de Hevieten die in Gibeon woonden. Alle steden werden met geweld veroverd.

20. Want de Heer had hen koppig gemaakt, zodat ze steeds tegen Israël streden. Gods bedoeling was dat de Israëlieten hen zonder genade zouden doden en vernietigen, zoals Hij aan Mozes bevolen had.