BasisBijbel

Jozua 11:4-14 BasisBijbel (BB)

4. Zij verzamelden al hun legers tot één groot leger, zo ontelbaar als het zand langs de zee. Het had heel veel paarden en strijdwagens.

5. Al die koningen kwamen bij het water van de Merom bij elkaar om als één groot leger tegen Israël te strijden.

6. Toen zei de Heer tegen Jozua: "Wees niet bang voor hen. Morgen om deze tijd zal Ik hen allemaal voor jullie verslagen hebben. Maak hun paarden kreupel en verbrand hun strijdwagens."

7. Jozua viel hen met zijn leger onverwachts aan bij het water van de Merom.

8. En de Heer gaf hen in de macht van Israël. Ze versloegen hen en achtervolgden hen tot aan Groot-Sidon en Misrefot-Maïm en in oostelijke richting tot het Mizpa-dal. Ze doodden iedereen en lieten niemand van hen over.

9. Jozua deed wat de Heer gezegd had: hij maakte de paarden kreupel en verbrandde de strijdwagens.

10. Daarna ging Jozua terug en veroverde Hazor. Hij doodde de koning. Hazor was in die tijd het belangrijkste van al deze koninkrijken.

11. Jozua doodde alle bewoners van Hazor en stak daarna de stad in brand. Hij liet niemand in leven.

12. Verder veroverde Jozua alle steden van deze koningen. Hij doodde iedereen, zoals Mozes, de dienaar van de Heer, bevolen had.

13. Maar de steden die op de heuvels lagen, stak hij niet in brand. Alleen Hazor werd verbrand.

14. De Israëlieten namen uit al deze steden de hele buit en al het vee mee. Maar alle mensen doodden ze. Ze lieten niemand in leven.