BasisBijbel

Jozua 10:1-8 BasisBijbel (BB)

1. Adoni-Zedek, de koning van Jeruzalem, hoorde dat Jozua Ai had veroverd en verwoest. En dat hij iedereen had gedood, net zoals bij Jericho. Ook hoorde hij dat de bewoners van Gibeon vriendschap hadden gesloten met Israël en in het land mochten blijven wonen.

2. Toen werden hij en de bewoners van Jeruzalem erg bang. Want Gibeon was een grote stad. Gibeon was wel zo groot als de steden die een eigen koning hadden. Het was zelfs nog groter dan Ai en werd bewoond door dappere mannen.

3. Daarom stuurde Adoni-Zedek (de koning van Jeruzalem) aan Hohan (de koning van Hebron), Pir-Am (de koning van Jarmut), Jafia (de koning van Lachis), en Debir (de koning van Eglon) deze boodschap:

4. "Kom met jullie legers naar mij toe. Dan zullen we samen Gibeon ervoor straffen dat het vriendschap heeft gesloten met Jozua en de Israëlieten."

5. Toen verzamelden deze vijf koningen van de Amorieten hun legers. Samen vielen ze Gibeon aan en omsingelden de stad.

6. Toen stuurden de mannen van Gibeon een boodschap naar Jozua in Gilgal: "Kom alsjeblieft zo snel mogelijk naar ons toe om ons te redden. Laat ons niet in de steek. Want we worden aangevallen door de koningen van de Amorieten die in de bergen wonen."

7. Toen vertrok Jozua met zijn hele leger van dappere mannen uit Gilgal.

8. De Heer zei tegen Jozua: "Wees niet bang voor hen, want Ik geef hen in je macht. Ze zullen jullie niet kunnen verslaan."