Jozua

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24

BasisBijbel

Jozua 11 BasisBijbel (BB)

Jozua verovert het noorden van Kanaän

1. Koning Jabin van Hazor hoorde dit allemaal. Hij stuurde onmiddellijk een boodschap aan koning Jobab van Madon, de koning van Simron, de koning van Achsaf

2. en de koningen die in het noorden in de bergen woonden, in de vlakte ten zuiden van Kinnerot, in het dal en in de heuvels van Dor in het westen,

3. naar de Kanaänieten in het oosten en in het westen, de Amorieten, de Hetieten, de Perezieten, de Jebusieten in de bergen en de Hevieten aan de voet van de Hermon, in de streek van Mizpa.

4. Zij verzamelden al hun legers tot één groot leger, zo ontelbaar als het zand langs de zee. Het had heel veel paarden en strijdwagens.

5. Al die koningen kwamen bij het water van de Merom bij elkaar om als één groot leger tegen Israël te strijden.

6. Toen zei de Heer tegen Jozua: "Wees niet bang voor hen. Morgen om deze tijd zal Ik hen allemaal voor jullie verslagen hebben. Maak hun paarden kreupel en verbrand hun strijdwagens."

7. Jozua viel hen met zijn leger onverwachts aan bij het water van de Merom.

8. En de Heer gaf hen in de macht van Israël. Ze versloegen hen en achtervolgden hen tot aan Groot-Sidon en Misrefot-Maïm en in oostelijke richting tot het Mizpa-dal. Ze doodden iedereen en lieten niemand van hen over.

9. Jozua deed wat de Heer gezegd had: hij maakte de paarden kreupel en verbrandde de strijdwagens.

10. Daarna ging Jozua terug en veroverde Hazor. Hij doodde de koning. Hazor was in die tijd het belangrijkste van al deze koninkrijken.

11. Jozua doodde alle bewoners van Hazor en stak daarna de stad in brand. Hij liet niemand in leven.

12. Verder veroverde Jozua alle steden van deze koningen. Hij doodde iedereen, zoals Mozes, de dienaar van de Heer, bevolen had.

13. Maar de steden die op de heuvels lagen, stak hij niet in brand. Alleen Hazor werd verbrand.

14. De Israëlieten namen uit al deze steden de hele buit en al het vee mee. Maar alle mensen doodden ze. Ze lieten niemand in leven.

15. Jozua deed alles wat de Heer aan Mozes bevolen had en wat Mozes daarna aan Jozua bevolen had.

16. Zo veroverde Jozua het hele land: de bergen, het hele Zuiderland, het hele land van Gosen, het dal, de vlakte en de bergen en het dal van Israël,

17. vanaf de Kale Bergen die lopen in de richting van Seïr, tot aan Baäl-Gad in het dal van de Libanon, aan de voet van de Hermonbergen. Al hun koningen nam hij gevangen en doodde hij.

18. Lange tijd heeft Jozua tegen al deze koningen gevochten.

19. Geen enkele stad bood de Israëlieten vrede aan, behalve de Hevieten die in Gibeon woonden. Alle steden werden met geweld veroverd.

20. Want de Heer had hen koppig gemaakt, zodat ze steeds tegen Israël streden. Gods bedoeling was dat de Israëlieten hen zonder genade zouden doden en vernietigen, zoals Hij aan Mozes bevolen had.

21. In die tijd doodde Jozua alle Enakieten in de bergen: in Hebron, Debir en Anab, in het hele berggebied van Israël. Hun steden heeft hij verwoest.

22. Er bleef in het hele land van de Israëlieten geen enkele Enakiet over, behalve in Gaza, Gat en Asdod.

23. Zo veroverde Jozua het hele land. Hij deed alles zoals de Heer het Mozes bevolen had. Daarna verdeelde hij het land onder de verschillende stammen. Voortaan zou het land van hen zijn. En het land rustte uit van de strijd.