Jozua

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24

BasisBijbel

Jozua 1 BasisBijbel (BB)

God geeft Jozua de opdracht om het land Kanaän te veroveren

1. Toen zijn dienaar Mozes gestorven was, kwam de Heer naar Jozua, de zoon van Nun. Jozua had Mozes altijd gediend. De Heer zei tegen hem:

2. "Mijn dienaar Mozes is gestorven. Maak je nu klaar om met het hele volk de Jordaan over te steken. Ga naar het land dat Ik aan de Israëlieten ga geven.

3. Elke plek waar jullie je voeten zullen neerzetten, zal Ik aan jullie geven, zoals Ik Mozes heb beloofd.

4. Jullie gebied zal zijn vanaf de woestijn [ in het zuiden ] tot aan de Libanon daarginds [ in het noorden ]. Verder het hele land van de Hetieten, tot aan de grote rivier de Eufraat [ in het noord-oosten ]. De Grote Zee in het westen zal de westgrens zijn.

5. Je leven lang zal niemand jou kunnen tegenhouden. Net zoals Ik eerst met Mozes geweest ben, zal Ik nu met jou zijn. Ik zal je nooit verlaten en je nooit in de steek laten.

6. Wees vastberaden en vol vertrouwen. Want jij moet dit volk het land geven dat Ik aan hun voorvaders [ Abraham, Izaäk en Jakob ] heb beloofd.

7. Maar je moet je wel vastberaden en vol vertrouwen heel precies aan de hele wet houden die je van Mozes hebt gekregen. Doe precies alles wat daarin staat. Dan zal het goed met je gaan, overal waar je gaat.

8. Houd de woorden van dit wetboek altijd in je gedachten. Denk er dag en nacht over na. Want alleen dan zul je precies kunnen doen wat er in staat. En dan zul je altijd succes hebben. Alles wat je doet, zal lukken.

9. Vergeet niet wat Ik tegen je heb gezegd: 'Wees vastberaden en vol vertrouwen!' Wees dus nooit bang. Want Ik, je Heer God, ben met je, waar je ook gaat."

Het volk moet zich klaar maken om de Jordaan over te steken

10. Toen gaf Jozua de leiders van het volk het bevel:

11. "Ga het tentenkamp door en zeg tegen de mensen dat ze eten moeten klaarmaken voor onderweg. Want binnen drie dagen zullen we de Jordaan hier oversteken. Dan gaan we het land binnen dat onze Heer God aan ons zal geven."

12. Tegen de stammen van Ruben en Gad en de halve stam van Manasse zei Jozua:

13. "Denk aan wat Mozes, de dienaar van de Heer, jullie heeft bevolen. Jullie Heer God geeft jullie dit land hier aan de oostkant van de Jordaan. Hier zullen jullie mogen wonen. Hier zullen jullie rust hebben.

14. Jullie vrouwen, kleine kinderen en vee mogen hier blijven. Maar al jullie mannen die met het leger kunnen meegaan, moeten met de andere stammen meegaan. Jullie moeten samen met hen strijden en hen helpen.

15. Totdat de Heer ook aan hen rust gegeven heeft, net als aan jullie. Eerst moeten ook zij het land veroverd hebben dat jullie Heer God hun zal geven. Pas dan mogen jullie teruggaan naar je eigen land. Dan mogen jullie gaan wonen in het land dat Mozes jullie heeft gegeven aan de oostkant van de Jordaan."

16. Ze antwoordden Jozua: "We zullen alles doen wat je ons beveelt. We zullen gaan waar je ons stuurt.

17. Net zoals we Mozes in alles hebben gehoorzaamd, zo zullen we ook jou gehoorzamen. Laat de Heer God met je zijn, zoals Hij ook met Mozes is geweest.

18. Iedereen die jouw bevelen niet gehoorzaamt, moet worden gedood. Wees vastberaden en vol vertrouwen, Jozua!"